Je kan punten, vraagtekens, uitroeptekens, komma's, de dubbele punt en aanhalingstekens juist gebruiken.
Je kan het verschil tussen de directe rede en indirecte rede uitleggen.
Je kan uitleggen hoe je de pvtt moet spellen.
Slide 3 - Diapositive
Welke zin staat er in de directe rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.
Slide 4 - Quiz
Bij welke zin is de directe rede goed gebruikt?
A
Jan zei dat hij ziek was.
B
Jan zei: dat hij ziek was.
C
Jan zei: "Ik ben ziek."
D
"Jan zei ik ben ziek"
Slide 5 - Quiz
Welke zin in de directe rede is niet correct geschreven?
A
"Kook jij vanavond?", vroeg Kees aan Ko.
B
Ko vroeg aan Kees: "Kook jij vanavond"?
C
"Kees," vroeg Ko, "kook jij vanavond?"
Slide 6 - Quiz
Aan de slag!
WAT
Blz.194/195 H6 spelling opdracht 4 t/m 6
HOE
Eerste 5 minuten in stilte. Daarna zachtjes overleggen.
HOELANG
15 minuten
KLAAR
Nakijken (Teams) / trainen H1 of H6 spelling via NN online / werkblad maken om te oefenen.
Slide 7 - Diapositive
Aan de slag!
WAT
Oefentoets h1 formuleren, h1 spelling en h6 spelling
HOE
In stilte, je mag niet overleggen
HOELANG
Maximaal 10 minuten.
KLAAR
Oefentoets op je tafel laten liggen. Trainen H1 of H6 spelling via NN online of blz.278 extra oefenen H6 spelling
Slide 8 - Diapositive
PAUZE
timer
5:00
Telefoons na de pauze weer in de tas.
Slide 9 - Diapositive
Toets woordenschat terug en kort bespreken
Je mag de toets niet meenemen naar huis.
Blauwe/zwarte pen waarmee je de toets hebt gemaakt van tafel.
Wil je aantekeningen maken? Doe dit op een ander blaadje of in je schrift met een andere kleur pen!
Slide 10 - Diapositive
H1 Werkwoordspelling (niet voor de toets)
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Question ouverte
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm = altijd een werkwoord
Geeft de tijd en het getal aan
Je gaat uit van de ik-vorm
vertellen - Jij vertelt dat toch niet door?
Slide 15 - Diapositive
Ik-vorm
Infinitief = hele werkwoord
Je vindt de ik-vorm door van het infinitief -en weg te laten. Bijvoorbeeld: drinken --> drink - Soms moet je een extra letter weglaten of toevoegen. redden --> ik red laden --> ik laad - Soms verandert er een letter. schrijven --> ik schrijf
Slide 16 - Diapositive
Pvtt schrijven
Ik-vorm
ik-vorm + t
meervoud
Slide 17 - Diapositive
Pvtt schrijven
Ik-vorm --> ik laad
ik-vorm + t --> hij laadt
meervoud --> wij laden
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
De ballon (belanden) in de boom.
Slide 22 - Question ouverte
Ik (vinden) er niets aan.
Slide 23 - Question ouverte
De kip (broeden) al 2 weken.
Slide 24 - Question ouverte
Ik (aanvaarden) jouw voorstel.
Slide 25 - Question ouverte
Hij (aanvaarden) het niet.
Slide 26 - Question ouverte
(Houden) jij ook van nasi?
Slide 27 - Question ouverte
Hij (schelden) iemand uit.
Slide 28 - Question ouverte
Leerdoelen behaald?
Je kan punten, vraagtekens, uitroeptekens, komma's, de dubbele punt en aanhalingstekens juist gebruiken.
Je kan het verschil tussen de directe rede en indirecte rede uitleggen.
Je kan uitleggen hoe je de pvtt moet spellen.
Slide 29 - Diapositive
Afsluiting
Huiswerk voor maandag: H1 spelling werkwoorden (blz.36/37) opdracht 1 af.
Vooruitblik maandag: H1 spelling werkwoorden (blz.36 en 37) behandelen + kleine herhaling voor de toets van woensdag 10 november.
Extra oefenen voor de toets? NN online trainen!!
Slide 30 - Diapositive
H1+H6 spelling herhaling: werkblad
WAT: Werkblad H1+H6 spelling maken
HOE: Alleen of samen, schrijf de antwoorden op het blad.
HOE LANG: 8 minuten.
KLAAR: Via Nieuw Nederlands Online trainen met H1 en/of H6 spelling (helemaal rechts)