bijzaken/hoofdzaken/hoofdgedachte

Oefenen en oefenen
Doel van deze les: Na de les weet je (weer) wat hoofd-en bijzaken zijn, wat de hoofdgedachte van een tekst is en hoe je deze in een tekst kunt vinden.

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oefenen en oefenen
Doel van deze les: Na de les weet je (weer) wat hoofd-en bijzaken zijn, wat de hoofdgedachte van een tekst is en hoe je deze in een tekst kunt vinden.

Slide 1 - Diapositive

Welke leesstrategie pas je toe als je op zoek gaat naar de hoofd- en bijzaken?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Grondig lezen

Slide 2 - Quiz

Lesvolgorde
- herhaling theorie
- oefenen met opgave 42 en 44
- voorjaarskahoot!

Slide 3 - Diapositive

Globaal lezen 
Doel: hoofdzaken zoeken in de tekst

Hoe?

- lees de inleiding
- lees het slot
-lees de kernzinnen

Slide 4 - Diapositive

Intensief lezen
1. grondig lezen
2. onderwerp-deelonderwerpen-alinea’s: samenhang?
3. wat maakt de tekst duidelijk?
4. moeilijke zinnen herlezen, betekenissen van woorden zoeken

Slide 5 - Diapositive

Hoofdgedachte


Hoofdgedachte: de samenvatting van het onderwerp + de hoofdzaken in één zin geformuleerd.

Slide 6 - Diapositive

Hoofdgedachte tekst 5
1. Noem het onderwerp.
2. Vat de hoofdzaken over het onderwerp samen.
3. Formuleer de hoofdgedachte in één complete zin.
LET OP: DE HOOFDGEDACHTE IS NOOIT EEN VRAAG

Slide 7 - Diapositive

Hoofdgedachte aardmannetjes
De stokstaartjes in Afrika hebben zich dankzij hun lichaamskenmerken en sociale gedrag goed aangepast aan hun ruige leefomgeving.

Slide 8 - Diapositive

Maken opdracht 42 en 44
Zelfstandig of klassikaal

Slide 9 - Diapositive

Welk onderdeel vind je nog moeilijk?
A
- de hoofd-en bijzaken vinden
B
- de hoofdgedachte formuleren
C
- de kernzin vinden
D
Ik vind het allemaal makkelijk

Slide 10 - Quiz

Werk je het liefst alleen, in een tweetal of in een groepje? Geef bij samenwerken aan met wie.

Slide 11 - Question ouverte