Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
- Je weet weer welke stijlfiguren er zijn
- Je kunt de stijlfiguren herkennen
- Je kunt een gedicht herkennen
- Je kunt vertellen uit hoeveel strofen een gedicht bestaat
- Je kent de verschillende rijmschema's
Slide 2 - Diapositive
Stijlfiguren, wat weet je nog?
Herhaling
Opsomming
Tegenstelling
Eufemisme
Hyperbool
Understatement
Ironie
Sarcasme
Slide 3 - Diapositive
Aan de slag!
Oefenzinnen maken - 10 minuten
Nakijken - 5 minuten
Slide 4 - Diapositive
Waar denk jij aan bij poëzie?
Slide 5 - Diapositive
Versregels
Gedichten zijn opgebouwd uit versregels. Versregels zijn niet gelijk aan zinnen; een zin in een gedicht kan korter of langer zijn dan een versregel.
Slide 6 - Diapositive
Hoeveel versregels?
Slide 7 - Diapositive
Strofen
Teksten zijn verdeeld in alinea's, dat zijn stukken tekst die bij elkaar horen. Gedichten zijn vaak ook verdeeld in stukken. Deze stukken tekst noem je strofen. Tussen elke strofe zit een witregel.
Slide 8 - Diapositive
Vader
vader kocht ooit
een verzameld werk
een bundel gedichten
van degelijk merk
bij wat hij mooi vond
zette hij strepen
een enkele keer
een uitroepteken
bij tijd en wijle
herlees ik die
zeer summiere
biografie
Hoeveel versregels?
Hoeveel strofen?
Slide 9 - Diapositive
Enjambement
Het afbreken van een zin op een niet-logische plek noemen we 'Enjambement'.
Je leest een zin op de volgende versregel door (zonder pauzemoment)
De dichter doet dit, omdat:
hij het laatste woord of het eerste woord van de versregel meer nadruk wil geven
hij de versregels ongeveer even lang wil maken
hij minder nadruk wil leggen op eindrijm
Slide 10 - Diapositive
Zie jij het enjambement?
Ik denk dat er ooit wel tijden
aanbreken waarin we vrienden
kunnen zijn.
Slide 11 - Diapositive
Mama, waar heb je het geluk gelaten?
Mama, waar heb jij het geluk
gelaten? Ik had het hier
neergelegd en nou is het weg!
Je zult het wel ergens hebben laten
slingeren of het is gestolen of
Misschien per ongeluk weggegooid.
Wie zou mijn geluk willen stelen?
Wie niet?
(Ted van Lieshout)
Hoeveel versregels?
Hoeveel strofen?
Bij welke versregels zie je een enjambement?
Slide 12 - Diapositive
Volgende les
rijmvormen en rijmschema's
Slide 13 - Diapositive
Welkom bij Nederlands
Slide 14 - Diapositive
Lesdoelen
- Je weet weer wat strofen en versregels zijn.
- Je weet weer wat een enjambement is.
- Je kent de gedichtvormen: binnenrijm en eindrijm.
- Je kent de rijmschema's.
- Je kunt een volrijm en een halfrijm herkennen.
Slide 15 - Diapositive
Rijmvormen
- Vaak rijmt een gedicht, maar dat hoeft niet.
- Er zijn verschillende soorten rijm: binnenrijm en eindrijm
Binnenrijm en eindrijm = VOLRIJM
Slide 16 - Diapositive
binnenrijm
Rijmende woorden die in dezelfde regel staan, noem je binnenrijm.
Slide 17 - Diapositive
eindrijm
Rijmende woorden aan het eind van regels noem je eindrijm.
Ik kan nauwelijks op mijn benen staan
Maar ik leef nog, ik stel me niet aan
bron: Goldband, noodgeval
Slide 18 - Diapositive
5 soorten eindrijm
1. Gepaard rijm: aabb
2. Gekruist rijm: abab
3. Omarmend rijm: abba
4. Slagrijm: aaaa
5. Gebroken rijm: gedeeltelijk gebruikt rijmschema
Slide 19 - Diapositive
(Bijna) geen rijm
De zee kun je horen
Met je handen voor je oren,
In een kokkel,
In een mosterdpotje,
Of aan zee.
Judith Herzberg; De zee
Slide 20 - Diapositive
Gepaard rijm
Sinterklaas kapoentje
Gooi wat in mijn schoentje
Gooi wat in mijn laarsje
Dank u Sinterklaasje
Slide 21 - Diapositive
Gekruist rijm abab
Laatst vroeg ik aan een hommel:
‘Waar gaat gij heen met spoed?'
Ze zei: ‘Ik ga naar Zaltbommel,'
ik dacht: wat rijmt dat goed.
toen riep een tweede hommel:
‘En ik moet naar het Gooi!'
Ik dacht: wel-voor-de-drommel
ook dát rijmt wederom mooi
Slide 22 - Diapositive
Omarmend rijm abba
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Slide 23 - Diapositive
Rijmschema AAAA
(slagrijm)
Slide 24 - Diapositive
Gebroken rijm
Men noemt dit gebroken (a)
Het heeft wat minder rijm (b)
De derde regel gaat zijn gang (c)
De vierde brengt de lijm (b)
Slide 25 - Diapositive
Assonantie en alliteratie
Assonantie = klinkerrijm
Alliteratie = medeklinkerrijm
Assonantie en alliteratie = HALFRIJM
Slide 26 - Diapositive
Alliteratie
Leente Leerde Lotje Lopen Langs de Lange Lindelaan.
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Assonantie
Slide 29 - Diapositive
Volrijm = binnenrijm (midden in zin) en eindrijm (einde zin)
gemaakt/bewaakt, hinderen/kinderen, was/gas
Halfrijm = assonantie (klinkers) en alliteratie (medeklinkers)