Module 4 H1.4 Rendement

Module 4 H1.4 Rendement
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Module 4 H1.4 Rendement

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Geef een omschrijving van het begrip inflatie

Slide 5 - Question ouverte

Leg in je eigen woorden uit wat het begrip reëel rendement betekent.

Slide 6 - Question ouverte

Met welke formule reken je het indexcijfer vh reëel rendement uit
A
indexcijfer prijsverandering / indexcijfer nominale verandering x 100
B
indexcijfer nominale verandeirng / indexcijfer prijsverandering x 100

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurt er bij rente verhoging?
Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Stap 4:
Stap 4:
Stap 6:
lenen wordt minder aantrekkelijk 
prijs daalt, inflatie daalt 
veel rentekosten bij een lening 
Hoge rente
aantrekkelijk om te sparen 

Slide 8 - Question de remorquage

Inflatie (CPI)
De prijzen die stijgen

Nominale stijging 

  • Inkomens stijging
  • Rente
  • ect.



Slide 9 - Diapositive

Inflatie / prijsindex (CPI)
De prijzen die stijgen

Nominaal rendement
  • Inkomens stijging
  • Rente
  • ect.



Wat gebeurt er met jouw koopkracht?

inflatie = 12%
Loon stijgt 5%

Slide 10 - Diapositive

Berekenen van reële rendement
Het reële rendement betekend wat er gebeurt met jouw koopkracht.
In dit geval:

Nominaal rendement                          5%
- Inflatie / CPI / prijsindex                 -10%
-------------------------------------------------
Reële rendement dit jaar:                 -5%


Slide 11 - Diapositive

De inflatie is 0,5%
Je nominale loon stijgt met 1,2%
Hoeveel % verandert je koopkracht?
A
0,5%
B
1,2%
C
1,7%
D
0,7%

Slide 12 - Quiz

Gerard heeft een nominaal rendement van 5,2%. De inflatie is 3,3%. Hoeveel bedraagt het reële rendement?
A
1,8%
B
2,0%
C
1,9%
D
3%

Slide 13 - Quiz

In welk geval is het nominale rendement lager dan het reële rendement?
A
Bij inflatie
B
Bij deflatie
C
Bij een inflatie van 0%

Slide 14 - Quiz

Wanneer de lonen stijgen met 4%, maar de prijzen stijgen met 3%, dan neemt mijn koopkracht...
A
af met 3%.
B
toe met 3%.
C
af met 1%.
D
toe met 1%

Slide 15 - Quiz

De prijs van een boek was in 2016 € 15,00 (basisjaar) en in 2017 € 15,30. Bereken het indexcijfer van 2017.
Wat is het indexcijfer?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 16 - Quiz