Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Taalklas
Hoofdstuk 2a - Ompakken
Slide 1 - Diapositive
Wat is de datum van vandaag?
Slide 2 - Question ouverte
welk seizoen/jaargetijde is het?
Slide 3 - Question ouverte
Welke 4 seizoenen zijn er in 1 jaar?
Slide 4 - Question ouverte
De winkel
Hoofdstuk 2a - Ompakken
Slide 5 - Diapositive
De les van vandaag:
-Soorten winkels (winkelvorm)
- Werkzaamheden in een winkel
- FIFO-systeem
Lezen
Numo
Slide 6 - Diapositive
Soorten winkels (winkelvorm)
Slide 7 - Carte mentale
Werkzaamheden in een winkel?
Slide 8 - Carte mentale
Waarom moet je vakkenvullen in een winkel?
Slide 9 - Question ouverte
Waar moet je op letten als je gaat vakkenvullen?
Slide 10 - Carte mentale
Het assortiment
Slide 11 - Diapositive
Assortiment
Het assortiment bestaat uit alle artikelen die een winkel aanbiedt.
Een schoenenwinkel heeft een ander assortiment dan een drogisterij.
Slide 12 - Diapositive
Assortiment
Slide 13 - Diapositive
Assortiment
Slide 14 - Diapositive
Melk hoort tot het assortiment van een supermarkt?
Uitleg
Dit is waar, want melk wordt verkocht in de supermarkt. Alles wat een winkel verkoopt noemen we het assortiment
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Wat is afprijzen?
A
een artikel duurder maken
B
een artikel uit het assortiment halen
C
een artikel goedkoper maken
Slide 16 - Quiz
Fifo-systeem
Weet iemand wat FIFO vullen betekent?
Slide 17 - Diapositive
FIFO-systeem
Bij het aanvullen gebruik je vaak het FIFO-systeem. Dit betekent dat je nieuwe artikelen achter de oudere artikelen zet. [First in, first out]
Slide 18 - Diapositive
Waar moet je naar kijken als je wil kijken tot hoe lang iets houdbaar is?
A
Prijs
B
Schap
C
Streepjescode
D
Datum
Slide 19 - Quiz
1
2
3
4
22 januari 2022
15 februari 2022
7 december 2021
19 juni 2021
Slide 20 - Question de remorquage
- Spiegelen
Slide 21 - Diapositive
SPIEGELEN
- Wat is spiegelen?
- Waarom moet je spiegelen?
Slide 22 - Diapositive
Spiegelen?
Slide 23 - Carte mentale
Spiegelen
Soms staat er te weinig om het vak aan te vullen. Of het vak ziet er heel leeg uit.
Dan moet je spiegelen:
Dit betekent de artikelen vooraan en naast elkaar zetten.
Slide 24 - Diapositive
Het schap met shampoos begint steeds leger te raken. Alleen achterin staan nog een aantal flacons. Mirjam zet deze vooraan zodat het lijkt of het schap weer vol is. Dit noem je?
A
Vakkenvullen
B
Bijvullen
C
Prijzen
D
Spiegelen
Slide 25 - Quiz
Waarom Spiegelen?
Het lijkt goed gevuld.
Het ziet er netjes uit en dat ziet een klant graag.
Voorkomt diefstal. Een dief pakt minder snel iets uit een schap als dat een duidelijk zichtbaar lege plek achterlaat.
Slide 26 - Diapositive
Welke presentatie is gespiegeld?
A
presentatie 1
B
presentatie 2
Slide 27 - Quiz
Bekijk het schap. Wat kan er beter aan deze presentatie? Noem 2 dingen.
Slide 28 - Question ouverte
Waar moet je op letten?
- Zorg dat de producten goed vooraan staan
- Zorg dat de artikelen op de goede plek staan
- FIFO
Slide 29 - Diapositive
Klanten..
Je bent hard aan het werk, bezig met vakkenvullen en/of spiegelen.. En dan komen er klanten..
Wat moet je dan doen?
Slide 30 - Diapositive
Wat moet je doen?
Slide 31 - Question ouverte
Klanten en werken..
- Een winkelende klant mag van jou geen last hebben.
- Zorg dat een klant altijd bij alle artikelen kan ook al ben jij in dit schap aan het werk.
Slide 32 - Diapositive
Klanten..
Houd je aan deze regels:
Verwijder karren en containers die je niet nodig hebt.
Ruim afval gelijk op.
Doe een stapje opzij als de klant iets wil pakken. (nu 1,5 meter)
Begroet iedere klant vriendelijk die langs je loopt.
Houd de klant in het oog, zodat je kunt helpen als het nodig is.
Slide 33 - Diapositive
De klant mag tijdens het opruimen en vakkenvullen zo min mogelijk last van je hebben. Hoe zorg je hiervoor?