KGT 4.4 Vermogen

Welkom
  • Binnen is beginnen 
  • IPad en mobiel uit en in de tas 
  • Ga rustig op je eigen plek zitten  
  • Zorg dat jouw boek en etui op tafel liggen  
  • Lees H3.4 Vermogen blz. 140 t/m 142
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
  • Binnen is beginnen 
  • IPad en mobiel uit en in de tas 
  • Ga rustig op je eigen plek zitten  
  • Zorg dat jouw boek en etui op tafel liggen  
  • Lees H3.4 Vermogen blz. 140 t/m 142

Slide 1 - Diapositive

4.4. Vermogen

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
  • Toets H4 Elektriciteit: GT2B GT 2C GT2D GT2E
  • Herhaling H4.3
  • Uitleg paragraaf 4.4
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting/Vragen 4.4 

Slide 3 - Diapositive

Herhaling H 4.3
Wat weet jij nog van deze paragraaf?

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
  2. je kent de eenheid van vermogen
  3. Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
  4. Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt
  5. Je kunt het maximale vermogen van een adapter berekenen

Slide 5 - Diapositive

Welke verbruikt meer energie?
of

Slide 6 - Diapositive

Welke verbruikt meer energie?
of
Wat is energie?

Slide 7 - Diapositive

Omzetten energie
Elektrische energie kun je omzetten in licht, warmte of beweging en omgekeerd.

Slide 8 - Diapositive

Vermogen
Elektriciteit is het stromen van elektronen. De energie van de stroom van elektronen kun je gebruiken om apparaten te laten werken net zoals je een waterrad kunt laten werken op de stroming van de rivier. 

Wat het water van de rivier kan, hangt af van de hoeveelheid water en het hoogteverschil in de rivier. 

Wat je met elektriciteit kan, hangt af van de stroomsterkte en de spanning. Deze bepalen het vermogen van de elektriciteit.

Slide 9 - Diapositive

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen


Een eenheid van vermogen is joule per seconde (J/s). 

Een andere eenheid is de watt
(W). 

Hierbij geldt dat 1 W evenveel is als 1 J/s. 

Slide 10 - Diapositive

Vermogen - typeplaatje
Een boormachine van 300 watt zal niet zo makkelijk een gat boren als een boormachine van 800 watt. 

Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer.

Meer vermogen meer gebruik van elektrische energie. 

Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.

Een typeplaatje vind je vaak achterop of onderop een elektrisch apparaat.Op het typeplaatje vind je het vermogen van een apparaat.

Slide 11 - Diapositive

Vermogen berekenen

Slide 12 - Diapositive

Wat is elektrisch vermogen?

De hoeveelheid energie die per seconde wordt omgezet
Symbool: P
Eenheid: watt (w)

Slide 13 - Diapositive

Omrekenen

Slide 14 - Diapositive

Methode
1. Gegeven
2. Gevraagd
3. Formule (Binas)
4. Berekening
5. Antwoord + eenheid
Opdracht 1

Slide 15 - Diapositive

1. Gegeven
                         Spannning = U = 230 V
                         Stroomsterkte = I = 0,35 A
2. Gevraagd
                           Vermogen = P
3. Formule


4. Berekening


5. Antwoord
P=UI

Slide 16 - Diapositive

1. Gegeven
                         Spannning = U = 230 V
                         Stroomsterkte = I = 0,35 A
2. Gevraagd
                           Vermogen = P
3. Formule


4. Berekening


5. Antwoord
P=UI

Slide 17 - Diapositive

1. Gegeven
                         Spannning = U = 230 V
                         Stroomsterkte = I = 0,35 A
P=UI
P=80,5W
P=2300,35=80,5

Slide 18 - Diapositive

Opdrachten maken
  • Wat: lees paragraaf 4.4 op blz. 165 en maak in je boek opgaven 1t/m 10 in de les 
  • Hoe: helemaal stil! muziek mag in!
  • Hulp: Docent
  • Tijd: 20 minuten lang
  • Huiswerk: opdrachten 1 t/m 17 van paragraaf 3.4
  • Klaar?: ga bezig met test jezelf leerdoel A en leerdoel B 
timer
20:00

Slide 19 - Diapositive

Energie = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energie = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energie = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energie = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energie = 1 x 1.30 = 1.3 kWh

Slide 20 - Quiz

Wat is de eenheid van Energie
A
E
B
P
C
kWh
D
kW

Slide 21 - Quiz

E is het symbool voor?
A
Hoeveelheid energie
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 22 - Quiz

Met welke eenheid meten we spanning
A
ampere
B
vermogen
C
volt
D
watt

Slide 23 - Quiz

I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 24 - Quiz

Wat is Energie?
A
Een hardrock band uit Ijsland
B
Het vermogen om Arbeid te verrichten of te leveren.
C
Dat spul uit een batterij.

Slide 25 - Quiz

Hoe schrijf je het op de juiste manier op?
De stroomsterkte door een lampje is 2 ampère.
A
U = 2 A
B
P = 2 A
C
t = 2 A
D
I = 2 A

Slide 26 - Quiz

Een koelkast verbruikt per dag 0.6 kWh. Wat kost het om deze koelkast een heel jaar aan te laten staan. 1 kWh kost €0.25.
A
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15
B
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15 x 365 = €54,75
C
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40
D
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40 x 365 = €876

Slide 27 - Quiz

Check.
  • Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is. 
  • je kent de eenheid van vermogen 
  • Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen. 
  • Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermoggen meer elektrische energie verbruikt 
  • Je kunt het maximale vermogen van een adapter berekenen

Slide 28 - Diapositive