Rekenen niveau 2 oefen examen 2e keer uitleg

Oefenen met examenvragen niveau 2
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Oefenen met examenvragen niveau 2

Slide 1 - Diapositive

Belangrijk bij het examen
  • Alle vragen zijn met de rekenmachine
  • Berekening niet opgeschreven, kost punten op je examen. 
  • De norm bij de rekenexamens is ongeveer 65% goed is een 5,5. 

Om te oefenen schrijf je bij zoveel mogelijk van de komende vragen de berekening op. 

Slide 2 - Diapositive

Een hond eet gemiddeld 20 gram
brokken per kg lichaamsgewicht.

Hoeveel gram brokken mag deze
hond per dag eten?
Tekst
A
0,55 kg
B
622 gram
C
735gram
D
0,8 kg

Slide 3 - Quiz

In welk land is het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen meer dan 5 jaar?

Slide 4 - Diapositive

In welk land is het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen meer dan 5 jaar?
A
Japan
B
Australie
C
Turkije
D
Zuid- Afrika

Slide 5 - Quiz

Hoeveel cm verschil zit er tussen de Engelse schoenmaat 8 en 9

Slide 6 - Diapositive

Hoeveel cm verschil zit er tussen de Engelse schoenmaat 8 en 9

Slide 7 - Question ouverte

Welke grafiek hoort bij de tabel?
1.
2.
3.

Slide 8 - Diapositive

Welke grafiek hoort bij de tabel?
A
Grafiek 1
B
Grafiek 2
C
Grafiek 3

Slide 9 - Quiz

Er zitten 7 dagen in een week?
Er zitten 52 weken in een jaar?
Hoeveel dagen zitten er in een jaar?
A
364
B
365

Slide 10 - Quiz

Ahmed verdient €1600,00 per maand.
Dus Ahmed verdient €400 per week
Waar
Niet Waar

Slide 11 - Sondage

Jon is 19 jaar en werkt in de horeca. Hij werkt 15 uur per week.
Hoeveel verdient hij per jaar?

238,85 euro per week voor 40-urige werkweek
formule 1: weekloon : 40 x 15 = weekloon van Jon.
formule 2: weekloon x 52 = jaarloon

Slide 12 - Question ouverte

Hoe groot is de grondoppervlakte van dit appartement ongeveer?

Slide 13 - Diapositive

Hoe groot is de grondoppervlakte van dit appartement ongeveer?

Slide 14 - Question ouverte

Oppervlakte = L X B = 2,3m x 7m = 16,1m²
Referentiemaat
2 pers. bed 
1.80 bij 2 Meter

Breedte is
1,8 m + 0,5 m =
2,3 m

Lengte is:
-/- 3,5 x lengte bed 
= 3,5 x 2 = 7m
Uitleg

Slide 15 - Diapositive

Tim wil zijn terras betegelen. 
Hoeveel moet Tim betalen voor zijn betontegels?
€1,15 p/st

Slide 16 - Diapositive

Tim wil zijn terras betegelen.
Hoeveel moet Tim betalen voor zijn betontegels?
A
€27,60
B
€55,20
C
€110,40
D
€ 174,50

Slide 17 - Quiz

Tim maakt gebruik van de aanbieding. 
Hoeveel moet Tim betalen?
€1,15p/st
Nu 20% korting bij aankoop van 100 tegels

Slide 18 - Diapositive

Hoeveel moet Tim betalen als hij gebruik maakt van de aanbieding?

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

3 meter
180 cm
50m-100m
15 km/u
1 liter
5 km/u

Slide 21 - Question de remorquage

                    Hoeveel % korting heb je gekregen? 

Slide 22 - Diapositive

Hoeveel % korting heb je gekregen?
A
20%
B
30 %
C
40%
D
60%

Slide 23 - Quiz

Reken het antwoord uit en schrijf op een blaadje

Slide 24 - Diapositive

Wat kost de rugzak exclusief 21% BTW?

Slide 25 - Question ouverte

1 dollar = 0,84 euro
Hoeveel euro is 1000 dollar?

Slide 26 - Question ouverte

LAS VEGAS
Je hebt een reis gewonnen en krijgt ook nog 1250 Amerikaanse dollar als zakgeld mee.

1 Euro = 1,10  Amerikaanse dollar

Hoeveel zakgeld krijg je mee in Euro's?

Slide 27 - Diapositive

Hoeveel zakgeld krijg je mee in Euro's?

Slide 28 - Question ouverte

Vraag 18
Je hebt om 15:15 uur afgesproken op Schiphol. Je vliegtuig vertrekt om 17.30 uur. 

Je vertrekt vanuit Deventer en je treinreis duurt 1 uur en 5 minuten. 

Hoe laat pak je uiterlijk de trein? 

Slide 29 - Diapositive

Je treinreis duurt 1 uur en 5 minuten.
Om 15:15 uur moet je op Schiphol zijn. Hoe laat pak je uiterlijk de trein?
A
13:50 uur
B
13:55 uur
C
14:05 uur
D
14:10 uur

Slide 30 - Quiz

Anja neemt de blauwe route.
Wat is haar snelheid in km per uur?

Slide 31 - Diapositive

Wat is haar snelheid per uur?
A
84 km/u
B
90 km/u
C
100 km/u
D
104 km/u

Slide 32 - Quiz

UITLEG
min
105
1
60
km
147
1,4
84
Eerst omrekenen naar minuten. 
Dan tabel invullen

Slide 33 - Diapositive

Je besluit een wandeling te maken over deze brug. Hoe lang doe je daar ongeveer over?
Lengte brug 3,5 km

Slide 34 - Diapositive

Hoe lang duurt een wandeling van 3,5 km ongeveer?
A
32 minuten
B
38 minuten
C
42 minuten
D
46 minuten

Slide 35 - Quiz

Hoeveel mensen maken zich zorgen om hun pensioen?

Slide 36 - Diapositive

Hoeveel mensen maken zich zorgen om hun pensioen?
A
1660 mensen
B
6640 mensen

Slide 37 - Quiz