A2c - Periode 1, Les 9 - GSE (04-10-2021)

Bienvenidos
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Bienvenidos

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Je kunt communiceren over uiterlijk, familie en karakter.
Je leert de woorden en grammatica die je daarvoor nodig hebt, en ook een aantal veel voorkomende zinnetjes.
Ook leer je de getallen 0-20.

Slide 2 - Diapositive

El programa 
  1. Info, deberes (15m)
  2. Herhaling  werkwoorden (15m)
  3. Herhaling woordenschat 3.2 en 3.3, korte kahoot (15m)
  4. Herhaling grammatica -> online oefenen (15m)
  5. Evaluación, deberes (= toets leren)

Slide 3 - Diapositive

Comprobar los deberes
leren: 
frases clave 3 + vocab. 3.3 + gram nr. 2, 6, 35

maken:
herhalingsoefeningen werkwoorden online
bez. vnw. voc. p.13 oef 6
y/pero/ni voc. p.14 oef 3

Slide 4 - Diapositive

Los verbos: el presente (tegenw. tijd)
Escucha los vídeos, copia y completa el esquema
Cant-ar
(zingen)
Com-er
(eten)
Escrib-ir
(schrijven)
Ser
(zijn)
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes

Slide 5 - Diapositive

Repaso: tener + los números
1. El verbo 'tener' (= hebben)
  • HACER: completa la lista
               yo tengo, tú tienes, etc......

2. Los números 0-20
  • ESTUDIAR TB p.23 onderaan
  • APRENDER de memoria (uit het hoofd leren)

3. Vertaal: 'Ik ben 13 jaar, mijn vriend(in) is 12 jaar. En jij, hoeveel jaar ben jij?'


timer
3:00

Slide 6 - Diapositive

Schrijf de vertalingen op in je schrift: 
  1. Mijn vriendin is heel knap en intelligent.
  2.  Ze heeft rood haar, ze heeft krullen, en bruine ogen.
  3.  Ik woon in Hoogland met mijn ouders, mijn broer en onze huisdieren.
  4. Onze hond heet Senna.
  5. Mijn opa is gek van voetbal.

Slide 7 - Diapositive

 Vocabulario 

- Voca 3.2 en 3.3 
- Frases clave 3 p. 7
- Leer het in beide richtingen.

Leer in stilte!


timer
7:00

Slide 8 - Diapositive

Kahoot: carácter, familia

Slide 9 - Diapositive

Herhaling
Bestudeer de volgende slides, totdat je bij de online oefeningen komt 
'practicar en internet'. Oefen daarna online. 
LET OP: je gebruikt je device alleen voor deze oefeningen.

- bijvoeglijk naamwoord (guapo, inteligente, rubio ...)
- bijwoord van hoeveelheid (un poco, muy...)
- bezittelijk voornaamwoord (mi, tu, su ...)
-werkwoorden

Slide 10 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord 



Een knappe man.
Un hombre guapo.

Slide 11 - Diapositive

let op: m/v en ev/mv
la chica guapa - las chicas guapas
el chico guapo - los chicos guapos

el libro original - los libros originales

Slide 12 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord enkelvoud
mi coche               - mijn auto
tu coche                - jouw auto
su coche               - zijn/haar/uw auto
nuestro coche    - onze auto                        nuestra casa - ons huis
vuestro coche    - jullie auto                         vuestra casa  - jullie huis
su coche               - hun/uw auto

Slide 13 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord meervoud
mis coches                           - mijn auto's
tus coches                            - jouw auto's
sus coches                            - zijn/haar/uw auto's
nuestros coches                 - onze auto's                  nuestras casas - onze huizen
vuestros coches                - jullie auto's                     vuestras casas - jullie huizen
sus coches                           - zijn/haar/uw auto's

Slide 14 - Diapositive

Even samengevat.......
  • Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord wat achter het bezittelijk voornaamwoord staat. 
  • Is het zelfstandig naamwoord meervoud, dan is ook het bezittelijk voornaamwoord meervoud.
  • Bij nuestro/-s en vuestro/-s verandert het in nuestra/-s en vuestra/-s als het zelfstandig naamwoord wat erachter komt vrouwelijk is. 

Slide 15 - Diapositive

Bijwoorden v. hoeveelheid
Met de woorden muy, bastante, un poco, no, nada geef je aan in hoeverre iemand een bepaalde eigenschap bezit.

María es muy alta. 
Su hermana es bastante inteligente. 
Martín no es muy guapo.

'Un poco' gebruik je alleen bij een negatieve eigenschap.
Es un poco feo/a.


Slide 16 - Diapositive

VERBOS

Slide 17 - Diapositive

verbos -ar,-er,-ir
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
-AR
hablo
hablas
habla

hablamos
habláis
hablan
-ER
-o
-es
-e

-emos
-éis
-en

-IR
-o
-es
-e

-imos
-ís
-en

Slide 18 - Diapositive

verbos: ser / tener
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
ser
soy
eres
es

somos
sois
son
tener (ie)
tengo
tienes
tiene

tenemos
tenéis
tienen

Slide 19 - Diapositive

llamarse
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
me 
te
se
            +
nos 
os 
se 
llamo
llamas
llama

llamamos
llamáis
llaman

Slide 20 - Diapositive

 Practicar en Internet (online)
- Oef 1 (bijvoeglijk naamwoord)
- Oef 2 (kleuren - voca)
- Oef 3 (werkwoorden, verbuga)

Bij oef 3: 
Klik aan bij werkwoorden: vivir, comer, hablar, ser, tener, llamarse
Klik aan bij tijden: presente

Slide 21 - Diapositive

Welke tips heb je voor het leren van
woordjes en/of grammatica?

Slide 22 - Carte mentale

Deberes
Toets Hoofdstuk 3
LEERSTOF VOOR TOETS: 
  • vocab 3.1 t/m 3.3 in beide richtingen
  • frases clave 1, 2, 3 (= VOC p.5-6-7) in beide richtingen
  • grammaticaboekje op classroom: nr 1, 2, 3, 6 + bez. vnw (nr. 8) + bijv nw (nr 10ab) + bijw van hoeveelheid (nr. 19) + werkwoorden nr 25 t/m 28 + nr. 35. Leer ook de voorbeeldzinnen in de grammatica.
  • getallen 0-20 (TB. p.97)

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

10 min - Hacer ejercicios 


¿Qué?              Somos gen.: p. 9 ej 3 + 4, p. 13 oef 6 

¿Cómo?          Individualmente

¿Tiempo?      5 min 
¿Meta?           Practicar con la gramática

¿Listo?            Estudiar el vocabulario 3.1, 3.2, 3.3
timer
10:00

Slide 25 - Diapositive

Schrijf de vertalingen op in je schrift: 

- Hij is heel knap
- Ze is blond en heeft blauwe ogen
- Mijn opa is gek van voetbal
- Ik woon met mijn ouders en mijn zus 

Slide 26 - Diapositive

Repaso: La familia
¿Cómo se llaman los miembros de la familia?

Slide 27 - Diapositive

La familia: 
Apunta las palabras, escucha el vídeo y traduce.
  1. vader 
  2. moeder 
  3. ouders 
  4. broer 
  5. zus 
  6. oom
  7. tante 


8. oma 
9. opa 
10. neef 
11. nicht 
12. ............ (zelf kiezen)
13. ............. (zelf kiezen)

Slide 28 - Diapositive

Tu familia (stamboom) 
Maak een stamboom van je familie:
  • schrijf de Spaanse woorden voor opa en oma en zet de namen erbij (kies zelf je moeders of vaders kant)
  • Teken lijntjes als in een stamboom en voeg familieleden toe

Klaar? Leer de frases clave 2 +3

Slide 29 - Diapositive