Diagnostische toets argumentatie 5H

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Welkom! 

Test jezelf wat betreft de theorie van Argumenteren (geen drogredenen). 

Elk onderdeel bevat een andere kleur, zodat je goed ziet dat je met een ander onderdeel bezig bent. 

wat vind je het lastigst?

1. standpunt, argument, subargument
2. argumentatiestructuren
3. tegenargument, weerlegging, soorten argumenten
4. argumentatieschema's

Standpunt, argument of subargument

1. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?
Kunstbloemen zijn handig, (want je hoeft ze niet te verzorgen.) Je moet ze toch afstoffen? Dit is twee minuten per jaar, verzorgen moet elke week.

1. standpunt
2. argument
3. subargument

2. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?

De zonnebrand van Niveau is de beste, want deze crème biedt de beste bescherming. (Dit heeft een onderzoek van de Consumentenbond uitgewezen). Nou, ik vind hun crème veel te vettig en niet prettig om op te smeren.

1. standpunt
2. argument
3. subargument

3. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?

Skiën is een gevaarlijke sport, want er gebeuren jaarlijks veel ongelukken mee. (Zo zijn vijf van mijn vrienden de afgelopen twee jaar met verwondingen in het ziekenhuis beland.)

1. standpunt
2. argument
3. subargument

4. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?

(We moeten een kort pittig kapsel nemen bij de kapper,) want dat is frisser voor de zomer. Ik vind zo`n kapsel geen gezicht hoor.

1. standpunt
2. argument
3. subargument

5. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?

Sandra luistert goed en is erg sociaal. (Ze is echt een topper. )

1. standpunt
2. argument
3. subargument

6. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?

(We moeten een nieuwe kast kopen.) We kunnen onze spullen niet meer kwijt. Dat is zonde van jullie mooie oude kast.

1. standpunt
2. argument
3. subargument

Tegenargument of weerlegging? 

1. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Vrouwen rijden beter dan mannen. Dat is niet waar, want mannen kunnen beter parkeren. (Uit onderzoek blijkt juist dat vrouwen beter kunnen parkeren. )

1. Tegenargument
2. Weerlegging

2. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Je hebt het werkstuk verpest. Jouw deel was veel te bondig. (Dat slaat nergens op, want we hebben een 8 gekregen.)

1. Tegenargument
2. Weerlegging

3. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Kinderen in Afrika hebben geen honger, want ze hebben dikke buikjes. (Ze hebben juist dikke buiken door de honger.)

1. Tegenargument
2. Weerlegging

4. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Die kast wil niet open. Dat is gek, (ik heb net de jam er nog uitgehaald. )

1. Tegenargument
2. Weerlegging

5. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Je kunt beter met het vliegtuig naar Frankrijk, dat is veel comfortabeler. Ik rijd in een Ferrari, dus dat is super comfortabel. (In het vliegtuig heb je meer beenruimte dan in je Ferrari. )

1. Tegenargument
2. Weerlegging

6. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Ik ga het shirt wel kopen, want het kleedt mooi af. (Ik vind je er juist dik in lijken.)

1. Tegenargument
2. Weerlegging

7. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Kerst mogen we dit jaar wel overslaan. Al die cadeaus, opsmuk en voor wat? (Kerst kun je niet missen), dan moet je je vrije dagen ook inleveren.

1. Tegenargument
2. Weerlegging

Soorten argumenten 

1. Van welk soort argument is er sprake?

Je moet deze tekst niet overschrijven. Ik vind het een saaie tekst.

1. voorspelling
2. niet algemeen geldend waardeoordeel
3. persoonlijke indruk
4. nut

2. Van welk soort argument is er sprake?

Je moet deze tekst niet overschrijven. Hij heeft er een 4 voor gehaald.

1. autoriteit
2. Voorspelling
3. Ongewenst gevolg
4. Feit

3. Van welk soort argument is er sprake?

Je moet deze tekst niet overschrijven. Dan sta je voorlopig bij hem in het krijt.

1. Feit
2. Algemeen geldend waardeoordeel
3. Ongewenst gevolg
4. Nut

4. Van welk soort argument is er sprake?

Je moet deze tekst niet overschrijven. Ik denk dat mevrouw Sjaak meteen doorheeft dat het jouw schrijfstijl niet is en dan ben je de sigaar.

1. Feit
2. Ongewenst gevolg
3. Vermoeden
4. voorbeeld

5. Van welk soort argument is er sprake?

Studenten komen na hun studie moeilijk aan een baan. Dat blijkt uit een onderzoek van het Researchteam voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA).

1. Feit
2. Wetenschappelijk
3. autoriteit
4. normen en waarden

6. Van welk soort argument is er sprake?

We moeten niet meer naar Amerika op vakantie. De nieuwe regels voor abortus zijn echt asociaal.

1. Feit
2. Niet algemeen geldend waardeoordeel
3. Persoonlijke indruk
4. Algemeen geldend waardeoordeel

7. Van welk soort argument is er sprake?

Ik ben sinds een jaar veganist, want ik vind het anders zielig voor de dieren.

1. Geloof
2. feit
3. Persoonlijke indruk
4. Ongewenst gevolg

8. Van welk soort argument is er sprake?

Het lijkt me handig om vaker naar de controle te komen. Onze tandarts heeft dat meerdere malen aangeraden.

1. Vergelijking
2. vermoeden
3. autoriteit
4. Gewenst gevolg

9. Van welk soort argument is er sprake?

Je moet je producten bij de buurtwinkel kopen. Zo kunnen deze kleine winkels blijven bestaan.

1. Feit
2. Niet algemeen geldend waardeoordeel
3. Nut
4. Ongewenst gevolg

10. Van welk soort argument is er sprake?

Mijn vader kreeg op zijn achttiende zijn erfdeel. Zijn broer niet en dat vindt hij nog steeds oneerlijk.

1. Vermoeden
2. Feit
3. Ongewenst gevolg
4. Vergelijking

Argumentatieschema`s

1. Welk argumentatieschema?

Vrouwen hebben na de bevalling langer begeleiding nodig van verloskundigen. Victor Pop, hoogleraar Psychologie en gezondheid aan de Universiteit van Tilburg wil de begeleidingstijd verlengen tot negen maanden na de bevalling.

1. Kenmerk-eigenschap
2. Oorzaak-gevolg
3. Voor- en nadelen
4. Gezaghebbende bron

2. Welk argumentatieschema?

Rijke Nederlanders kiezen vooral voor luxe badgenot. Een compleet badhuis in een Sixtijnse kapelachtige ruimte, dompelbaden en sauna`s van eikenhout, een sneeuwgrot; thermenbedrijf VSB krijgt allerlei verzoeken van particulieren.

1. Kenmerk-eigenschap
2. Voor- en nadelen
3. Voorbeelden
4. Vergelijking

3. Welk argumentatieschema?

De nieuwste film van Orlando Bloom valt erg tegen. Het verhaal is onwaarschijnlijk en moeilijk te volgen.

1. Kenmerk-eigenschap
2. Voor- en nadelen
3. Voorbeelden
4. Vergelijking

4. Welk argumentatieschema?

In deze tijd van recessie zal ons bedrijf over moeten gaan op een computergestuurde telefoonbeantwoorder. Het apparaat is minder klantvriendelijk, maar zal zeker een grote besparing aan arbeidskosten opleveren.

1. Kenmerk-eigenschap
2. Voor- en nadelen
3. Voorbeelden
4. Oorzaak-gevolg

5. Welk argumentatieschema?

Het leerlingoverleg met de directie over de zelfstudie-uren zal wel niets opleveren. Het vorige overleg over een spijbelstrippenkaart was ook waardeloos.

1. Kenmerk-eigenschap
2. Voor- en nadelen
3. Voorbeelden
4. Vergelijking

6. Welk argumentatieschema?

Willem is op verschillende gebieden erg talentvol. Hij zal vast arrogant zijn.

1. Kenmerk-eigenschap
2. Voor- en nadelen
3. Voorbeelden
4. Vergelijking

7. Welk argumentatieschema?

Er gebeurt niets verrassends in dit boek. Ik raad het je dan ook niet aan.

1. Kenmerk-eigenschap
2. Oorzaak-gevolg
3. Voor- en nadelen
4. Vergelijking

8. Welk argumentatieschema?

Je moet echt stoppen met roken: je kunt er longkanker van krijgen.

1. Kenmerk-eigenschap
2. Oorzaak-gevolg
3. Voor- en nadelen
4. Vergelijking

9. Welk argumentatieschema?

Wat voor argumentatie hoort bij deze redenering: 'Natuurlijk mag je het woord epibreren neerleggen bij Scrabble. Het staat immers in Van Dale.' Argumentatie op basis van....

1. Gezaghebbende bron
2. Voor- en nadelen
3. Voorbeeld
4. Vergelijking

10. Welk argumentatieschema?

Als je alcohol drinkt, kun je goed oud worden en lang plezier hebben. Mijn opa is 82 en die ouwe is nog heel kras en drinkt elke dag een halve liter jenever

1. Kenmerk-eigenschap
2. Oorzaak-gevolg
3. Vergelijking
4. Voorbeelden

Argumentatiestructuren

1. Welke argumentatiestructuur herken je in de volgende argumentatie:

Mijn vriendinnen kunnen helaas niet meer naar dat optreden. Lieve had al andere plannen en Tanja voelt zich niet zo lekker.

1. Enkelvoudige argumentatie
2. Onderschikkende argumentatie
3. Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie
4. Afhankelijke nevenschikkende argumentatie

2. Bij welke argumentatiestructuur hoort deze zin?
Opstappen op een herenfiets is moeilijker dan op een damesfiets. Voor de stevigheid van het frame is de stang op de herenfiets niet meer nodig. De klassieke herenfiets zal daarom langzaam maar zeker verdwijnen.

1. enkelvoudige argumentatie
2. onderschikkende argumentatie
3. Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten​
4. Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten​

3. Welke argumentatiestructuur herken je in de volgende zin.

Mijn zusje is het meest geschikt voor de baan in de boekwinkel, want zij heeft heel veel boekenkennis en is sociaal.

1. enkelvoudige argumentatie
2. afhankelijke nevenschikkende argumentatie
3. onderschikkende argumentatie
4. onafhankelijke nevenschikkende argumentatie

4. Kies de juiste argumentatiestructuur.
Leerlingen moeten op school hun huiswerk onder begeleiding kunnen maken. Leerlingen zullen dan hogere cijfers halen. Dat blijkt wel uit onderzoek.

1. enkelvoudige argumentatie
2. onderschikkende argumentatie
3. nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
4. nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

5. Wat is de argumentatiestructuur?
De meeste leerlingen van mijn klas willen nu eenmaal bowlen, dus ik ga me daar niet tegen verzetten. Het is bovendien goedkoper dan paintballen en karten en we kunnen bij de bowlingbaan vrij goedkoop eten.

1. Enkelvoudige argumentatie
2. Onderschikkende argumentatie
3. Afhankelijke nevenschikkende argumentatie
4. Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie

6. Van welke argumentatiestructuur is hier sprake?

'Een kippenpootje van de barbecue kan je niet afwijzen, ook al heb je er al drie achter de kiezen. Doe mij er dus nog maar eentje.'

1. Enkelvoudige structuur
2. Onafhankelijke nevenschikkende structuur
3. Onderschikkende structuur
4. Afhankelijke nevenschikkende structuur

7. Van welke argumentatiestructuur is hier sprake?

'In het zuiden van Nederland heeft het enorm geregend. In het noorden kwamen er zelfs nog windvlagen vanaf de Noordzee bij. En bij de Duitse grens schijnt het zelfs geonweerd te hebben. Het was gewoon overal rotweer.'

1. Enkelvoudige structuur
2. Afhankelijke nevenschikkende structuur
3. Onderschikkende structuur
4. Onfhankelijke nevenschikkende structuur

8. Welke argumentatiestructuur?

Je kunt wel zien dat Joris’ ouders veel geld verdienen: hun huis in Nederland staat vol designmeubelen en ze hebben ook nog een chalet in Zwitserland.

1. Enkelvoudige argumentatie
2. Afhankelijke nevenschikkende argumentatie
3. Onderschikkende argumentatie
4. Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie

9. Welke argumentatiestructuur wordt in de tekst gebruikt? 

1. nevenschikkend - onafhankelijk
2. nevenschikkend - afhankelijk
3. onderschikkend
4. onder- en nevenschikkend

10. Welke argumentatiestructuur wordt in de tekst gebruikt? 

1. nevenschikkend - onafhankelijk
2. nevenschikkend - afhankelijk
3. onderschikkend
4. onder- en nevenschikkend

11. Welke argumentatiestructuur?
'Sommige planken zijn verrot. Je kunt de schimmel erop zien zitten. Bovendien zijn de bovenste planken verkleurd, omdat de zon de vorige zomer erg hard heeft geschenen. Daarom kunnen we de schutting net zo goed helemaal vervangen.' Welke argumentatiestructuur herken je?

1. Onderschikkende argumentatie
2. Nevenschikkende argumentatie
3. Combinatie nevenschikkend en onderschikkend
4. Enkelvoudige argumentatie

is duidelijker geworden wat je lastig vond?

1. helemaal niet
2. enigszins
3. ja
4. ook de andere onderdelen