Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Je groene omgeving
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
- Je leert dat je organismen kunt indelen in vier groepen.
- en hoe je de naam van een plant of dier kunt opzoeken.
-Je leert wat een biotoop is
- Je leert dat elke soort een eigen leefomgeving heeft.
-Je leert wat biotische en abiotische factoren zijn
Slide 2 - Diapositive
Welke verschillende levensvormen kun jij in jouw omgeving vinden?
Slide 3 - Question ouverte
Levensvormen kun je indelen in 4 rijken:
1. Dieren-rijk
2. Planten-rijk
3. Schimmel-rijk
4. Bacterie-rijk
Slide 4 - Diapositive
In welk rijk zou je de meeuw plaatsen?
A
Dieren-rijk
B
Planten-rijk
C
Schimmel-rijk
D
Bacterie-rijk
Slide 5 - Quiz
In welk rijk zou je de dadel-palm plaatsen?
A
Dieren-rijk
B
Planten-rijk
C
Schimmel-rijk
D
Bacterie-rijk
Slide 6 - Quiz
In welk rijk zou je de vliegenzwam plaatsen?
A
Dieren-rijk
B
Planten-rijk
C
Schimmel-rijk
D
Bacterie-rijk
Slide 7 - Quiz
In welk rijk zou je tetanus plaatsen?
A
Dieren-rijk
B
Planten-rijk
C
Schimmel-rijk
D
Bacterie-rijk
Slide 8 - Quiz
Hoe krijgen organismen hun naam?
Rijk
Afdeling
Klasse
Orde
Familie
Geslacht
Soort
Ezelsbruggetje:
(R) Ak of Gs?
Slide 9 - Diapositive
Hoe krijgen organismen hun naam?
De kleinste groep om organismen in te delen is het soort. Soorten kunnen samen vruchtbare nakomelingen krijgen. Verschillen binnen een soort noemen we een ras.
Slide 10 - Diapositive
Hoe kun je de naam van een organisme opzoeken?
Met een determinatietabel. Of een app!
Slide 11 - Diapositive
Waarom vind je een krab niet in het bos ?
Slide 12 - Question ouverte
Waarom vind je een eekhoorn niet op het strand?
Slide 13 - Question ouverte
BIOTOOP
Ieder organisme leeft op die plek waar de omstandigheden om te overleven precies goed zijn. Zo’n omgeving met de juiste leefomstandigheden heet een biotoop. De biotoop voor een eekhoorn is het bos.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Alle organismen bij elkaar noem je een leefgemeenschap of biotoop...
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Vidéo
Slide 18 - Vidéo
Kun je een paar voorbeelden geven van verschillende biotopen?
Slide 19 - Question ouverte
Omstandigheden maken de biotoop
Omstandigheden zoals veel of weinig schaduw hebben invloed op de planten en dieren die in een gebied leven. Die omstandigheden noem je ook wel invloeden of factoren.
Abiotische factoren = niet levend (bijvoorbeeld zon, regen en wind)
Biotische factoren = (bijv. bomen, gras, riet of koeien)
Slide 20 - Diapositive
Biotisch en abiotisch
Abiotische = niet-levende invloeden
Biotische= invloeden uit de levende natuur
Slide 21 - Diapositive
Organismen hebben te maken met biotische en abiotische factoren...
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Vidéo
Welke abiotische factor vind je in de woestijn?
A
Veel zon
B
Weinig zon
C
Cactussen
D
Gebrek aan water
Slide 24 - Quiz
Welke biotische factor vind je in het tropisch regenwoud?
A
Regen
B
Gras
C
Zon
D
Bomen
Slide 25 - Quiz
Door welke biotische factor zul je een eekhoorn vaak in het bos aantreffen?
A
Bomen om in te schuilen...
B
Een lekker zonnetje...
C
Goede temperatuur...
D
Voedsel zoals hazelnootjes...
Slide 26 - Quiz
Niveaus van ecologie
individu
populatie
levensgemeenschap
ecosysteem
Slide 27 - Diapositive
Ecosysteem
Interactie tussen alle organismen in een gebied met de abiotische factoren die in dat gebied voorkomen.
Voorbeeld:
Bos, heidegebied of Waddenzee
Slide 28 - Diapositive
Ecosysteem
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem
Slide 29 - Diapositive
Voedselketen
Een voedselketen geeft de voedselrelaties weer in een ecosysteem.
Slide 30 - Diapositive
voedselketen
een voedselketen begint altijd met een plant deze wordt opgegeten door een Planteneter en zo verder.
Slide 31 - Diapositive
Voedselketen en voedselweb
De voedselketen begint altijd met een plant producenten.
Er is nooit één voedselketen er is sprake van een
voedselweb of voedselketen.
Slide 32 - Diapositive
VOEDSELKETEN EN VOEDSELWEB
Voedselketen = een reeks van organismen die elkaar opeten.
De pijlen in de voedselketen betekenen: wordt opgegeten door