6.1 Naast de deur

Je groene omgeving
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Je groene omgeving

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 
- Je leert dat je organismen kunt indelen in vier groepen. 
- en hoe je de naam van een plant of dier kunt opzoeken.
-Je leert wat een biotoop is
- Je leert dat elke soort een eigen leefomgeving heeft.
-Je leert wat biotische en abiotische factoren zijn

Slide 2 - Diapositive

Welke verschillende levensvormen kun jij in jouw omgeving vinden?

Slide 3 - Question ouverte

Levensvormen kun je indelen in 4 rijken:
1. Dieren-rijk
2. Planten-rijk
3. Schimmel-rijk
4. Bacterie-rijk 

Slide 4 - Diapositive

In welk rijk zou je de meeuw plaatsen?
A
Dieren-rijk
B
Planten-rijk
C
Schimmel-rijk
D
Bacterie-rijk

Slide 5 - Quiz

In welk rijk zou je de dadel-palm plaatsen?
A
Dieren-rijk
B
Planten-rijk
C
Schimmel-rijk
D
Bacterie-rijk

Slide 6 - Quiz

In welk rijk zou je de vliegenzwam plaatsen?
A
Dieren-rijk
B
Planten-rijk
C
Schimmel-rijk
D
Bacterie-rijk

Slide 7 - Quiz

In welk rijk zou je tetanus plaatsen?
A
Dieren-rijk
B
Planten-rijk
C
Schimmel-rijk
D
Bacterie-rijk

Slide 8 - Quiz

Hoe krijgen organismen hun naam?
Rijk
Afdeling
Klasse
Orde
Familie
Geslacht
Soort

Ezelsbruggetje:
(R) Ak of Gs?

Slide 9 - Diapositive

Hoe krijgen organismen hun naam?
De kleinste groep om organismen in te delen is het soort. Soorten kunnen samen vruchtbare nakomelingen krijgen. Verschillen binnen een soort noemen we een ras.
 

Slide 10 - Diapositive

Hoe kun je de naam van een organisme opzoeken?
Met een determinatietabel. Of een app!

Slide 11 - Diapositive

Waarom vind je een krab niet in het bos ?

Slide 12 - Question ouverte

Waarom vind je een eekhoorn niet op het strand?

Slide 13 - Question ouverte

BIOTOOP
Ieder organisme leeft op die plek waar de omstandigheden om te overleven precies goed zijn. Zo’n omgeving met de juiste leefomstandigheden heet een biotoop. De biotoop voor een eekhoorn is het bos.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Alle organismen bij elkaar noem je een leefgemeenschap of biotoop...

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Vidéo

Kun je een paar voorbeelden geven van verschillende biotopen?

Slide 19 - Question ouverte

Omstandigheden maken de biotoop 
Omstandigheden zoals veel of weinig schaduw hebben invloed op de planten en dieren die in een gebied leven. Die omstandigheden noem je ook wel invloeden of factoren.
Abiotische factoren = niet levend (bijvoorbeeld zon, regen en wind)
Biotische factoren = (bijv. bomen, gras, riet of koeien)


Slide 20 - Diapositive

Biotisch en abiotisch


Abiotische = niet-levende invloeden 
   Biotische= invloeden uit de levende natuur 

Slide 21 - Diapositive

Organismen hebben te maken met biotische en abiotische factoren...

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Welke abiotische factor vind je in de woestijn?
A
Veel zon
B
Weinig zon
C
Cactussen
D
Gebrek aan water

Slide 24 - Quiz

Welke biotische factor vind je in het tropisch regenwoud?
A
Regen
B
Gras
C
Zon
D
Bomen

Slide 25 - Quiz

Door welke biotische factor zul je een eekhoorn vaak in het bos aantreffen?
A
Bomen om in te schuilen...
B
Een lekker zonnetje...
C
Goede temperatuur...
D
Voedsel zoals hazelnootjes...

Slide 26 - Quiz

Niveaus van ecologie
individu
populatie
levensgemeenschap
ecosysteem

Slide 27 - Diapositive

Ecosysteem
Interactie tussen alle organismen in een gebied met de abiotische factoren die in dat gebied voorkomen.
Voorbeeld:
Bos, heidegebied of Waddenzee

Slide 28 - Diapositive

Ecosysteem
  1.  Individu

  2. Populatie

  3. Levensgemeenschap

  4. Ecosysteem

Slide 29 - Diapositive

Voedselketen





Een voedselketen geeft de voedselrelaties weer in een ecosysteem.

Slide 30 - Diapositive

voedselketen


een voedselketen begint altijd met een plant  deze wordt opgegeten door een Planteneter en zo verder.

Slide 31 - Diapositive

Voedselketen en voedselweb
De voedselketen begint altijd met een plant                                                 producenten.


Er is nooit één voedselketen er is sprake van een
                               voedselweb of voedselketen. 

Slide 32 - Diapositive

VOEDSELKETEN EN VOEDSELWEB

Voedselketen = een reeks van organismen die elkaar opeten.

De pijlen               in de voedselketen betekenen: wordt opgegeten door

lijsterbes -->  bladluis --> lieveheersbeestje  --> libel

Slide 33 - Diapositive

Je werkt in een tweetal
We verdelen de volgende niveaus: 
cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, organisme, populatie, levensgemeenschap, ecosysteem
Je maakt een poster met de naam, uitleg in één zin, voorbeelden met afbeeldingen.
AAN DE SLAG!

Slide 34 - Diapositive