Overtuigende teksten lezen > Texel; Vlieland; Terschelling

Overtuigende teksten lezen
Texel - Vlieland - Terschelling
stap 10
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Overtuigende teksten lezen
Texel - Vlieland - Terschelling
stap 10

Slide 1 - Diapositive

Na deze les:

* Herken je overtuigende teksten.
* Kun je feiten en meningen onderscheiden.
* Ken je manieren voor een inleiding en een slot.

Slide 2 - Diapositive

Overtuigende teksten
In een overtuigende tekst, of betoog, laat de schrijver duidelijk weten wat zijn mening is. Hij vertelt wat hij van het onderwerp vindt en hoopt dat jij het met zijn mening eens bent.

Voorbeelden van overtuigende teksten: beoordeling, ingezonden brief, folder, artikel in een krant of tijdschrift.

Slide 3 - Diapositive

Feiten en meningen
Als je een overtuigende tekst leest, moet je goed letten op het verschil tussen feiten en meningen.
Feit
- Controleerbaar.
- Iets dat waar is.
- Je kunt opzoeken of controleren of het echt zo is.

Mening
- Persoonlijk.
- Iets waar je het wel of niet mee eens bent.
- Je kunt erover nadenken wat je er zelf van vindt.

Slide 4 - Diapositive

Sleep het feit of de mening naar het juiste vakje
Feit
Mening
Het is in ons lokaal nu 19 graden Celsius.
Ik vind het hier lekker warm.
Het is hier ijskoud!
Ik heb gewoon kippenvel!

Slide 5 - Question de remorquage

De tekst die bij de vragen in deze les hoort, vind je in de drive in het mapje van jouw Waddeneiland.
Kijk bij week 1.

Slide 6 - Diapositive

Lees de tekst "Festival bezoeken niet leuk meer" verkennend.
Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 7 - Question ouverte

Waar ga je in deze tekst zeker iets over lezen?
Kies een of meer goede antwoorden.
A
Regels op een festival.
B
Slecht weer tijdens een festival.
C
Het aantal bezoekers van een festival.

Slide 8 - Quiz

Wat is de bron van de tekst?

Slide 9 - Question ouverte

Wie is de auteur van de tekst?

Slide 10 - Question ouverte

Lees de tekst nu grondig.
Wat betekent "etenswaren" (regel 3)?

Slide 11 - Question ouverte

Wat betekent "perplex" (regel 6)?

Slide 12 - Question ouverte

Wat betekent de volgende uitdrukking?
"Dit kan niet door de beugel." (regel 5)

Slide 13 - Question ouverte

Wat betekent de volgende uitdrukking?
"Ik heb rechtsomkeert gemaakt." (regel 5-6)

Slide 14 - Question ouverte

Wat betekent de volgende uitdrukking?
"Het is erop of eronder." (regel 8-9)

Slide 15 - Question ouverte

Wat betekent de volgende uitdrukking?
"mensen met een smalle beurs" (regel 14-15)

Slide 16 - Question ouverte

Welke regel bedoelt Nel de Boer in de laatste zin van haar brief?

Slide 17 - Question ouverte

Wat is haar mening over deze regel?

Slide 18 - Question ouverte

Welke twee redenen geeft ze voor haar mening?

Slide 19 - Question ouverte


Schrijf de kernzin van alinea 2 op.
De kerzin is de belangrijkste zin uit de alinea.
Deze bevat een hoofdzaak.

Slide 20 - Question ouverte

Zijn de andere zinnen van alinea 2 uitleg of voorbeelden?
A
Uitleg
B
Voorbeelden

Slide 21 - Quiz

Wat is het doel van de schrijver?

Slide 22 - Question ouverte

In welke alinea zie je dat doel het duidelijkst?
Leg uit waarom je deze alinea kiest.

Slide 23 - Question ouverte

Inleiding
Je weet al dat een tekst een inleiding, een middenstuk en een slot heeft.
De inleiding is bedoeld om lezers nieuwsgierig te maken.
Dat kan de schrijver op verschillende manieren doen:
  • het onderwerp van de tekst noemen;
  • een belangrijke vraag over het onderwerp stellen;
  • een herkenbaar, opvallend of grappig verhaaltje vertellen.

Slide 24 - Diapositive

Slot
Het slot is bedoeld om de tekst af te sluiten.
Ook daar zijn verschillende manieren voor:
  • een korte samenvatting van de tekst geven;
  • een conclusie trekken: de schrijver geeft een eindoordeel (vaak te herkennen aan het woord dus);
  • een advies geven of een oproep doen aan de lezer.

Slide 25 - Diapositive

Sleep de onderstaande zinnen naar het juiste tekstdeel.
Inleiding
Slot
Heb jij weleens geprobeerd wat gezonder te eten?
We moeten dus afwachten of deze nieuwe winkel een succes wordt.
De cd is verrassend, vrolijk en heel knap gemaakt. Koop hem, hij is je geld waard!
Dit hoofdstuk ging over ontdekkingsreizen. Je weet nu hoe Noord-Amerika en Zuid-Amerika ontdekt zijn.
In deze paragraaf leer je hoe je je haar kleurt met permanente haarkleuring.
We stonden in de rij bij de kassa, met onze zakjes chips en blikjes drinken. De kassière keek niet bepaald vrolijk toen we allemaal apart wilden afrekenen. 

Slide 26 - Question de remorquage

Sleep de zinnen die bij de inleiding horen naar de juiste soort inleiding.
Een verhaaltje
Een vraag
Het onderwerp vertellen
Heb jij weleens geprobeerd wat gezonder te eten?
In deze paragraaf leer je hoe je je haar kleurt met permanente haarkleuring.
We stonden in de rij bij de kassa, met onze zakjes chips en blikjes drinken. De kassière keek niet bepaald vrolijk toen we allemaal apart wilden afrekenen. 

Slide 27 - Question de remorquage

Sleep de zinnen die bij het slot horen naar het juiste soort slot.
Een conclusie
Een samenvatting
Een advies
We moeten dus afwachten of deze nieuwe winkel een succes wordt.
De cd is verrassend, vrolijk en heel knap gemaakt. Koop hem, hij is je geld waard!
Dit hoofdstuk ging over ontdekkingsreizen. Je weet nu hoe Noord-Amerika en Zuid-Amerika ontdekt zijn.

Slide 28 - Question de remorquage

Welke manier gebruikt de schrijver van de tekst voor de inleiding?
A
Het onderwerp van de tekst noemen.
B
Een belangrijke vraag stellen.
C
Een verhaaltje vertellen.

Slide 29 - Quiz

Welke manier gebruikt de schrijver van de tekst voor het slot?
A
Een samenvatting geven.
B
Een conclusie trekken.
C
Een advies geven of een oproep doen.

Slide 30 - Quiz

Wat heb je geleerd?

* Je herkent overtuigende teksten.
* Je kunt feiten en meningen onderscheiden.
* Je kent manieren voor een inleiding en een slot.

Slide 31 - Diapositive

Wat bereid je voor voor de volgende les?
Zoek een betogende tekst in een krant, tijdschrift of online.
Noteer de volgende dingen:
* de naam van de schrijver;
* de bron;
* de mening van de schrijver;
* de redenen die de schrijver geeft voor zijn/haar mening.
Plak de link naar of een afbeelding van je tekst in een Google Doc en noteer daar je antwoorden in. Deel je document met je docent.
Succes!

Slide 32 - Diapositive