Bij de vormgevende ordening
kan iemand zelf zijn omgeving bepalen. Hij kan bijvoorbeeld zelfstandig kleren gaan kopen in een winkel. Bij structurerend ordenen kan – hetzelfde voorbeeld doorvoerend – de persoon wel kiezen uit een aantal kledingstukken dat in een kast ligt, terwijl iemand die associatief ordent niet in staat is om te kiezen. Als iemand vormgevend kan ordenen, is het de vraag of hij wel verstandelijk gehandicapt is.