Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Grammatica les 4 1MA
Tot nu toe
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord - stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Bijwoord
1 / 43
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Cette leçon contient
43 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Tot nu toe
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord - stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Bijwoord
Slide 1 - Diapositive
Vandaag
Nakijken reader opdracht 16 en 17
Herhaling
Onbepaald voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Telwoord
Voorzetsel
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Noem de drie lidwoorden
Slide 5 - Question ouverte
Welk woord is een zelfstandig naamwoord?
A
leuke
B
meisje
C
het
D
lopen
Slide 6 - Quiz
Wat doet een bijvoeglijk naamwoord?
A
zegt iets over een werkwoord
B
zegt iets over een persoonlijk voornaamwoord
C
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Slide 7 - Quiz
Hoe noem je het belangrijkste werkwoord in de zin (bij een toestand/eigenschap)?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 8 - Quiz
Leg uit wat een hulpwerkwoord is en/of doet in de zin.
Slide 9 - Question ouverte
Kan je een persoonlijk voornaamwoord vervangen door een naam?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Noem drie persoonlijke voornaamwoorden:
Slide 11 - Question ouverte
Welke van onderstaande voorbeelden heeft een bezittelijk voornaamwoord?
A
Wij zijn
B
Die jongen
C
Ik loop
D
Zijn fiets
Slide 12 - Quiz
Welke van onderstaande voorbeelden heeft een aanwijzend voornaamwoord?
A
Wij zijn
B
Die jongen
C
Ik loop
D
Zijn fiets
Slide 13 - Quiz
Welke vier vragende voornaamwoorden zijn er?
Slide 14 - Question ouverte
Welke woordsoort noem je ook wel 'prullenbakwoordjes'?
A
vragend voornaamwoord
B
bijwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 15 - Quiz
Onbepaald voornaamwoord
Als niet duidelijk is wie of wat er wordt bedoeld
men, alles, iets, niets, het enige, iemand, niemand etc.
Slide 16 - Diapositive
Wat is het onbepaalde voornaamwoord in deze zin:
Men weet niet wat te doen.
Slide 17 - Question ouverte
Wat is het onbepaalde voornaamwoord in deze zin?
Niemand heeft nog zin in de lockdown.
Slide 18 - Question ouverte
Betrekkelijk voornaamwoord
Staat achter het woord of de zin waar het op terugslaat
De boom
die
geveld moet worden.
Zij komt me morgen bezoeken,
wat
ik erg leuk vind.
Het meisje
dat
gisteren jarig was.
Slide 19 - Diapositive
Hij was gisteren jarig, wat hij erg leuk vond!
Het betrekkelijk voornaamwoord is:
A
Hij
B
Wat
C
Erg
D
Vond
Slide 20 - Quiz
De tafel die al oud is, heb ik naar de kringloop gebracht
Het betrekkelijk voornaamwoord is:
A
die
B
oud
C
naar
D
ik
Slide 21 - Quiz
Telwoord
Alles wat met 'tellen' te maken heeft
een, twee, drie
anderhalf
enkele
eerste, laatste, middelste
Slide 22 - Diapositive
Wat is het telwoord in deze zin:
Ten eerste wil ik vertellen dat de avondklok is opgeheven.
Slide 23 - Question ouverte
Wat is het telwoord in deze zin:
Als je achttien bent, mag je een borrel drinken.
Slide 24 - Question ouverte
Voorzetsel
'kastwoordjes'
Alles wat je kan doen met een kast
In, op, over, naar, van, met, onder, naast
etc.
Slide 25 - Diapositive
Wat is het voorzetsel in deze zin:
Wij gaan elk jaar naar Frankrijk.
Slide 26 - Question ouverte
Vaste voorzetsels:
Ik ben benieuwd …... de antwoorden.
Slide 27 - Question ouverte
Vaste voorzetsels:
De leerling struikelde ...... zijn eigen voeten.
Slide 28 - Question ouverte
Vaste voorzetsels:
Ze is ..... het oog van de naald gekropen.
Slide 29 - Question ouverte
Alles op een rijtje:
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord - stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord - zelfstandig werkwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord
Telwoord
Bijwoord
Voorzetsel
Slide 30 - Diapositive
Dat verveloze hek zullen de schilders straks een fris kleurtje geven.
Dat:
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Betrekkelijk voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Onbepaald voornaamwoord
Slide 31 - Quiz
Dat verveloze hek zullen de schilders straks een fris kleurtje geven.
Straks:
A
Onbepaald voornaamwoord
B
Telwoord
C
Bijwoord
D
Zelfstandig naamwoord
Slide 32 - Quiz
Dat verveloze hek zullen de schilders straks een fris kleurtje geven.
de:
A
Onbepaald voornaamwoord
B
Telwoord
C
Lidwoord
D
Bijwoord
Slide 33 - Quiz
Dat verveloze hek zullen de schilders straks een fris kleurtje geven.
fris:
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Zelfstandig werkwoord
D
Bijwoord
Slide 34 - Quiz
Plotseling hoorden de oprukkende troepen een straaljager buitengewoon laag overvliegen.
Plotseling:
A
Bijwoord
B
Telwoord
C
Onbepaald voornaamwoord
D
Betrekkelijk voornaamwoord
Slide 35 - Quiz
Plotseling hoorden de oprukkende troepen een straaljager buitengewoon laag overvliegen.
Straaljager:
A
Zelfstandig naamwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Hulpwerkwoord
Slide 36 - Quiz
In de uitgestrekte bossen van dat land komen wilde dieren niet voor.
In:
A
Bijwoord
B
Telwoord
C
Voorzetsel
D
Lidwoord
Slide 37 - Quiz
In de uitgestrekte bossen van dat land komen wilde dieren niet voor.
Niet:
A
Bijwoord
B
Telwoord
C
Voorzetsel
D
Lidwoord
Slide 38 - Quiz
De beroemde tekenaar vervaardigde het fraai getekende portret met enkele kleurpotloden.
Enkele:
A
Bijwoord
B
Telwoord
C
Voorzetsel
D
Lidwoord
Slide 39 - Quiz
De beroemde tekenaar vervaardigde het fraai getekende portret met enkele kleurpotloden.
Beroemde:
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Zelfstandig werkwoord
D
Bijwoord
Slide 40 - Quiz
De zoon van onze buren is altijd erg slim geweest
Onze:
A
Betrekkelijk voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Onbepaald voornaamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 41 - Quiz
De zoon van onze buren is altijd erg slim geweest.
Altijd:
A
Bijwoord
B
Telwoord
C
Voorzetsel
D
Lidwoord
Slide 42 - Quiz
Oefenen
Reader:
Opdracht 19
Opdracht 20
Opdracht 21 (alleen de schuingedrukte woorden benoemen)
Opdracht 22 (alleen de schuingedrukte woorden benoemen)
Als je twijfelt --> bekijk de powerpoints op Cumlaude of zoek het op in je reader (uitleg op bladzijde 14 & 15)
Slide 43 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Grammatica les extra
Juillet 2024
- Leçon avec
47 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Grammatica les 3 1MA
Février 2021
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
3V Grammatica
Novembre 2021
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Grammatica - Taalkundig Ontleden I
Septembre 2023
- Leçon avec
47 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
L3 Taalbeschouwing: woordleer
Janvier 2023
- Leçon avec
19 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Telwoorden
Avril 2024
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Ma 26 april de voornaamwoorden leren
Avril 2021
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Do 8 juni Voornaamwoorden
Juin 2023
- Leçon avec
21 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2