Toets Hoofdstuk 2 Romeinen - jaar 1 basis/kader

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Geschiedenis Toets

                                   Lesson Up toets

                         Hoofdstuk 2 De Romeinen

Naam:

Klas:

1. Rome is volgens een oude mythe gesticht door Remus en .................?

Zet de zinnen in de juiste volgorde

1. Het Romeinse Rijk was op z'n grootst

2. Het Christendom wordt de grootste godsdienst van het Romeinse Rijk

3. Keizer Augustus is de eerste keizer van het Romeinse Rijk

Welke grens licht er aan de rivier de Rijn die ook door Nederland loopt?

1. De grens tussen de Egyptenaren en de Germanen
2. De grens tussen de Romeinen en de Egyptenaren
3. De grens tussen de Romeinen en de Nederlanders
4. De grens tussen de Romeinen en de Germanen.

Inwoners van Rome en het Romeinse Rijk noemen we:

1. Galliërs
2. Germanen
3. Romeinen
4. Onderdanen

De naam van de volkeren die in onze streek woonden in de tijd van het Romeinse rijk:

1. Galliërs
2. Vikingen
3. Carthagen

Een deel van de grenzen van het Romeinse Rijk zijn natuurlijke grenzen.

1. Juist
2. Onjuist

Welke gebied werd veroverd door Julius Caesar?

1. Gallië
2. Jeruzalem
3. Carthago
4. Griekenland

Welk begrip past bij deze omschrijving?:

''Grote verplaatsing van Germaanse stammen vanuit Noord- en Oost-Europa naar het Zuiden en het Westen.''

1. Oost-Romeinse Rijk
2. West-Romeinse Rijk
3. Staatsgodsdienst
4. Volksverhuizing

Van ongeveer 500 voor Chr. tot 27 voor Chr. was Rome een Republiek.

➤Hoe werd de Romeinse Republiek bestuurd?

1. Door de Senaat.
2. Door de keizer
3. Door een president en een parlement.

Welk begrip gebruik je als je wilt uitleggen dat mensen de Romeinse cultuur gingen overnemen?

1. Romanisering
2. Kerstening
3. Rectificering
4. Baskificering

Wat is de goede betekenis van het begrip: Senaat

1. Een vergadering van 600 wijze mannen in Rome.
2. Een vergadering van 600 wijze vrouwen in Rome.
3. Een vergadering zonder besluitneming
4. Een vergadering met één 4 mannen

Keizer Constantijn gaf Christenen godsdienstvrijheid. Waarom deed hij dat?

1. De Christenen dreigden hem anders niet meer te steunen met hun rijkdommen.
2. De christenen beloofden voor hem te offeren als zij godsdienstvrijheid kregen.
3. Er waren inmiddels zoveel Christenen dat de keizer hun steun goed kon gebruiken.
4. Constantijn geloofde dat God van de Christenen hem een belangrijke overwinning had gegeven.

Gebruik de vier uitspraken (A-D).
Noteer de letters van de twee juiste uitspraken.

A In de Romeinse provincies zorgden keizers ervoor dat alle onderdanen zich aan de wetten hielden.
B In de Romeinse republiek had de senaat de meeste macht.
C Vanaf 27 v.C. zorgden keizers met hun legers twee eeuwen voor vrede in het Romeinse wereldrijk.
D Vanaf 350 n.C. veroverden de Romeinen grote gebieden.

1. uitspraak A & B
2. uitspraak A & D
3. uitspraak B & C
4. uitspraak B & D

Waarom moesten de eerste christenen erg dapper zijn?

1. Christenen moesten een hoge boete betalen.
2. Christenen werden in het Colosseum ter dood veroordeeld.
3. Christenen werden op het marktplein ter dood veroordeeld.
4. De Christenen werden in Afrika van een berg gegooid

Maak de zin af. Keizer Constantijn ........?

1. gaf harde straffen voor Christenen.
2. Werd vervolgd als christen.
3. Werd zelf Christelijk.
4. Had een beeldje van een Romeinse god.

De Romeinen hadden veel bewondering voor een volk uit de Oudheid. Zij nemen veel van dat volk over. Welk volk was dat?

1. Egyptenaren
2. Babyloniërs
3. Grieken
4. Joden

Bekijk de kaart van Nederland. Met de zwarte streep wordt de natuurlijke grens, de Rijn aangegeven. Welk volk woonden er in gebied A en B? Versleep ze naar de goede plaats.

A

B

Germanen

Romeinen

Op het plaatje zie je een grens van het Romeinse rijk. Waarom hebben de Romeinen dit als grens genomen denk je?

1. Daar konden de planten goed groeien
2. Een rivier was makkelijker te verdedigen tegen vijanden
3. De Romeinen wilden bij de God van de rivier wonen
4. Door de bossen bij de rivier konden zij zich makkelijk verstoppen voor vijanden

De Bijbel is...

1. de organisatie van Christenen.
2. de stenen tafel waarbij gelovigen bidden en offeren.
3. het heilige boek van Christenen.
4. de hoogste priester van de christelijke kerk.

In de tijd van de Romeinen woonden in Nederland Galliërs en Germanen

1. Juist
2. Onjuist