1 KGT 4.7 grammatica en 4.8 spelling

Leerdoelen grammatica 4.7
In deze paragraaf leer je de woordsoorten lidwoorden, voorzetsel, telwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en bezittelijk voornaamwoorden. 
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen grammatica 4.7
In deze paragraaf leer je de woordsoorten lidwoorden, voorzetsel, telwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en bezittelijk voornaamwoorden. 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Ons voedsel is een populair gespreksonderwerp. Welke functie heeft ons?
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Lidwoord
D
Voorzetsel

Slide 3 - Quiz

Ons voedsel is een populair gespreksonderwerp. Welke functie heeft voedsel?
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Lidwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Quiz

Houd je van lekkere hamburgers met vette mayo? Welke functie heeft vette?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Vragend voornaamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Voorzetsel

Slide 5 - Quiz

Het Italiaanse Flower Burgers maakt daarom gezonde veganistische burgers. Welke functie heeft Italiaanse?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Lidwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quiz

Het Italiaanse Flower Burgers maakt daarom gezonde veganistische burgers. Welke functie heeft burgers?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Bijvoeglijk voornaamwoord

Slide 7 - Quiz

Natuurlijke extracten geven de burgers hun verschillende kleuren. Welke functie heeft de?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Lidwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quiz

Val jij voor dit vrolijke fastfood? Welke functie heeft voor?
A
Voorzetsel
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 9 - Quiz

Val jij voor dit vrolijke fastfood? Welke functie heeft val?
A
Lidwoord
B
Werkwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Voorzetsel

Slide 10 - Quiz

Ik ga naar huis. Thuis zit ik op mijn kamer en lees ik in mijn boek. Zoek in de zinnen de voorzetsels.
A
ga, thuis, mijn
B
thuis, mijn, boek
C
naar, op, in
D
naar, thuis, in

Slide 11 - Quiz

We hoeven niet naar school vanwege de vakantie. Zoek in de zinnen de voorzetsels?
A
we, niet
B
naar, school
C
vanwege, vakantie
D
naar, vanwege

Slide 12 - Quiz

De schoenen van Kelly lagen naast, voor, op en ook wel eens in de kast. Zoek in de zinnen de voorzetsels?
A
naast, voor, op, in
B
de, schoenen, Kelly
C
lagen, Kelly, naast
D
De, van, lagen, eens

Slide 13 - Quiz

Maak een zin met drie zelfstandige naamwoorden

Slide 14 - Question ouverte

Maak een zin met vier zelfstandige naamwoorden

Slide 15 - Question ouverte

Maak een zin met twee bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 16 - Question ouverte

Wist je dat het eerste telefoongesprek al in 1836 werd gevoerd? Welke functie heeft 1836?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Telwoord
D
Bijwoord

Slide 17 - Quiz

Wist je dat het eerste telefoongesprek al in 1836 werd gevoerd? Welke functie heeft 1836?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Telwoord

Slide 18 - Quiz

4.8 Spelling leerdoelen
In deze paragraaf leer je hoe je de verleden tijd van zwakke werkwoorden vormt;
• Hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden schrijft.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

De docent Nederlands (starten) de les over moeilijke
spelling(categorie). Zet de zin in de verleden tijd.

Slide 21 - Question ouverte

Eerst (vertellen) hij een verhaal en daarna (controleren)
hij het huiswerk. Zet de zin in de verleden tijd.

Slide 22 - Question ouverte

De docent (leggen) het uit, en toen
(snappen) iedereen het. Zet de zin in de verleden tijd.

Slide 23 - Question ouverte

Hij noemde verschillende (theorie) , maar die hoefde je
niet te kennen.

Slide 24 - Question ouverte

Hij noemde verschillende (theorie) , maar die hoefde je
niet te kennen.

Slide 25 - Question ouverte

Zij hadden duidelijk andere (idee) bij deze les.

Slide 26 - Question ouverte

Gelukkig mochten de leerlingen snel met zijn (twee) aan de slag met een
samenwerkingsopdracht.

Slide 27 - Question ouverte

Noteer de meervoudsvorm van de zelfstandige naamwoorden slee, wee, fee en zee.

Slide 28 - Question ouverte

Noteer de meervoudsvorm van de zelfstandige naamwoorden therapie, industrie, bacterie en epidemie.

Slide 29 - Question ouverte

Boaz, Jill en Bahar zijn met zijn (drie) op reis geweest in Australië en
Nieuw-Zeeland.

Slide 30 - Question ouverte

Daarom (verwijderen) we alle bloemen uit de tuin. Zet de zin in de verleden tijd.

Slide 31 - Question ouverte

Het niezen stopte en mijn moeder (zijn) blij dat ik mij beter
(voelen) . Zet de zin in de verleden tijd.

Slide 32 - Question ouverte

Nu hebben we een vijver met allerlei (amfibie) , zoals kikkers.

Slide 33 - Question ouverte