Quinzième cours 4 novembre

• Frans
• Middelbare school
• vmbo g, t, havo
• Leerjaar 2

Planning et buts

Aan het eind van dit lesuur....

1. Kan je de regelmatige werkwoorden en de wederkerende werkwoorden in de tegenwoordige tijd schrijven

Klassenregels

We werken rustig samen in de klas.

We respecteren elkaar. 

We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.

Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.

We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.

We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.

We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.

We laten elkaar uitpraten.

We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).

We verstoren niet bewust de les (door bijvoorbeeld dingen door te klas te gooien of te roepen)

Vocabulaire A

Vocabulaire B

Grammaire C

Grammaire G

Tegenwoordige tijd: 

Regelmatige werkwoorden op - IR

Hele werkwoord - IR + uitgang

Je                =          is

Tu                =          is

Il, elle, on  =          it

Nous          =          issons

Vous           =          issez

Ils, elles     =          issent

Je (ik)	-e	Parle
Tu (jij)	-es	Parles
Il/elle/on (hij/zij/wij)	-e	Parle
Nous (wij)	-ons	Parlons
Vous (jullie/u)	-ez	Parlez
Ils/elles (zij)	-ent	Parlent

Tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden op -ER

Ik praat

le présent = Tegenwoordig Tijd

De stam van de regelmatige werkwoorden op -re krijg je door -re weg te laten. Zet de uitgang achter de stam. 

Répondre = antwoorden
Je réponds = ik antwoord
Tu réponds = jij antwoordt
Il/elle/on répond = hij/zij antwoordt, men antwoordt
Nous répondons = wij antwoorden
Vous répondez = u antwoordt, jullie antwoorden
Ils/elles répondent = zij antwoorden

Révision Grammaire 

In het Frans heb je 3 soorten regelmatige werkwoorden.

Als je deze uitgangen van de présent (tegenwoordige tijd) uit jouw hoofd leert, kun je dus alle regelmatige werkwoorden vervoegen!

werkwoorden op -re in de présent
Il .............(vendre)

1. vends
2. vende
3. vend
4. vendes

Elle (finir - présent)

1. finis
2. finir
3. finit
4. fins

werkwoorden op -re in de présent
Ils .............(perdre)

1. perds
2. perdent
3. perd
4. perdez

werkwoorden op -RE / present
Paula.............(rendre)

1. rends
2. rende
3. rend
4. rendez

je ________ (danser -présent)

1. danse
2. danserai
3. dansais
4. ai dansé

Vous (choisir) présent

1. choisissez
2. choisissent
3. choisissons
4. choisis

de uitgangen van een -re ww in de présent zijn: stam +

1. s / s / - / ons / ez / ent
2. s / s / t / ons / ez /ent
3. s / es / s / ons / ez / ent
4. es / s / - / ons / ez / ent

je ( sortir) présent

1. sors
2. sort
3. sortons
4. sortez

werkwoorden op -re in de présent
Tu.............(vendre)

1. vends
2. vende
3. vend
4. vendes

Présent: Nous .... (choisir)

1. Nous choisissons
2. nous choisissions
3. nous avons choisi

Het wederkerend werkwoord

je	me	lave	ik was me
tu	te	laves	jij wast je
il/elle	se	lave	hij/zij wast zich
nous	nous	lavons	wij wassen ons
vous	vous	lavez	jullie wassen jullie / u wast zich
ils/elles	se	lavent	zij wassen zich

Wederkerende werkwoorden.

Je ___ leve à 8h00.

1. te
2. me
3. se

Wederkerende werkwoorden:
hij staat op (opstaan = se lever)

1. il te lève
2. il se lève
3. il te lèves
4. il se lèves

Vervoeg de wederkerende werkwoorden tussen haakjes in de présent

Après le sport, je (se doucher) ____________.

1. je me doucher
2. je te douches
3. je se douche
4. je me douche

Moeilijk? Kijk nog naar ppt chapitre 1 in som deze week

Vervoeg de wederkerende werkwoorden tussen haakjes in de présent

Le week-end, nous (se retrouver) _______ avec nos copains.

1. nous nous retrouvons
2. nous se retrouvons
3. nous vous retrouvez
4. nous te retrouvez

De opdracht

1. Maak het werkblad in classroom, kijk jezelf na en lever dan je opdracht in. 

Begin bij opdracht 2, dus je maakt 2 en 3

2. Maak de spelletjes op classroom. Als je in de top 5 komt van één van deze spelletjes, krijg je een plusje.