Bij een patiënte is als gevolg van een bloeding in het gezichtscentrum (de optische schors) een gedeelte van het gezichtsveld verloren gegaan. In onderstaande afbeelding is het gezichtsveld van haar linkeroog en van haar rechteroog weergegeven. Hoe donkerder het beeld, hoe slechter het zicht in dat gedeelte. Waar heeft de bloeding plaatsgevonden die dit verlies in kwadrant IV van haar gezichtsveld in het linkeroog en in het rechteroog veroorzaakt heeft?
A
in het gezichtscentrum van de linkerhelft van de grote hersenen
B
in het gezichtscentrum van de rechterhelft van de grote hersenen
C
voor het linkeroog in het gezichts centrum van de linkerhelft van de grote hersenen en voor het rechter oog in het gezichtscentrum van de rechterhelft
D
voor het linkeroog in het gezichtscentrum van de rechterhelft van de grote
hersenen en voor het rechteroog in het gezichtscentrum van de linkerhelft
Slide 20 - Quiz
Bij het ouder worden van de mens begint het accommodatievermogen van de ogen te verminderen. 1) Kunnen de ooglenzen dan niet meer voldoende afgeplat of niet meer voldoende bol worden? 2) Is een bril met een positieve of negatieve glazen nodig om dit te corrigeren?
A
niet voldoende afgeplat, positieve glazen
B
niet voldoende afgeplat, negatieve glazen
C
niet voldoende bol worden, positieve glazen
D
niet voldoende bol worden, negatieve glazen
Slide 21 - Quiz
Bij oogonderzoek wordt wel eens gebruik gemaakt van stoffen waardoor pupilverwijdering optreedt. Door de stoffen worden bepaalde spieren tijdelijk verlamd. Welke spieren zijn tijdelijk verlamd, waardoor deze pupilverwijdering optreedt.
A
de oogspieren
B
de kringspieren in de iris
C
de spieren in het straalvormig lichaam
D
de straalsgewijs verlopende spieren in de iris
Slide 22 - Quiz
Basisstof 3
- Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld
- Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt, hoe je gedrag kunt bestuderen en de invloed van gedragsonderzoek op de maatschappij toelichten
Slide 23 - Diapositive
Gedrag
Alle waarneembare activiteiten van een dier of mens
Prikkels zijn invloeden uit milieu, zorgen voor ontstaan impulsen in zintuigcellen
Spieren en klieren zijn effectoren van de respons
Slide 24 - Diapositive
Ethologie
Objectief
Ethogram en protocol
Gedragssysteem: handelingen met gemeenschappelijk doel
Gedragsketen: effect van een handeling leidt tot volgende handeling
Slide 25 - Diapositive
Basisstof 4
- Je kunt toelichten dat gedrag deels erfelijk is bepaald
- Je kunt de dynamische relatie beschrijven tussen een organisme en zijn omgeving
Slide 26 - Diapositive
Sleutelprikkel
Supranormale prikkel
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Vidéo
Basisstof 5
- Je kunt leerprocessen herkennen en beschrijven en de functie van leren uitleggen
Slide 29 - Diapositive
Leerprocessen
Gewenning
Inprenting
Imitatie
Conditionering (trial and error, geconditioneerde reflex en beloning)
Inzicht
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Slide 32 - Vidéo
Basisstof 6
- Je kunt de functie van verschillende vormen van sociaal gedrag uitleggen en het verband aangeven met overlevingskansen
Slide 33 - Diapositive
Sociaal gedrag
Balts
Territoriumgedrag
Conflictgedrag
Rangorde
Staten (insecten)
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Vidéo
Slide 36 - Vidéo
Basisstof 7
- Je kunt overeenkomsten en verschillen in het gedrag van dieren en mensen beschrijven
Slide 37 - Diapositive
Interne en externe prikkels, adequate prikkels, receptoren
Onderdelen oog, accomoderen, verziend en bijziend, pupilreflex, staafjes en kegeltjes, diepte zien
Gedragssyteem en gedragsketen, ethogram en protocol