Ontkenning (niet/geen)

De ontkenning
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

De ontkenning

Slide 1 - Diapositive

De ontkenning
* Negatief
* Niet/geen


Wim drinkt geen water.
Mijn broer werkt niet.

Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruik je geen?
1. Voor een de-woord of het-woord
dat niet specifiek is.
2. Voor een bijvoeglijk + zelfstandig naamwoord
3. Voor zelfstandige naamwoorden





1. Wim drinkt geen water.
1. Ik heb geen zin in rekenen.
2. Diana heeft geen rode pen.
3. Ik heb geen auto.


Slide 3 - Diapositive

Wanneer gebruik je geen?
4. Bij stofnamen (koffie, thee, 
suiker, zand, goud, zilver, hout
, papier, enz.
5. bij zelfstandig naamwoorden zonder lidwoord of met het onbepaalde lidwoord een.



4. Dennis heeft geen papier.
5. Diana heeft geen rode pen.


Slide 4 - Diapositive

Wanneer gebruik je niet?
Khuzama werkt niet.
Ik wil niet slapen.
Na een werkwoord
Voor een 2de werkwoord
Belal is niet boos.
Voor een bijvoeglijk naamwoord
De kat ligt niet op de grond.
Voor een voorzetsel
Ali komt niet te laat.
Voor andere woorden

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

Vandaag hebben we .... huiswerk.
A
niet
B
geen

Slide 7 - Quiz

Onze buren zijn vandaag .... thuis.
A
niet
B
geen

Slide 8 - Quiz

De baby wil .... slapen.
A
niet
B
geen

Slide 9 - Quiz

Ik heb hier .... computer.
A
niet
B
geen

Slide 10 - Quiz

Waarom ben je .... op tijd?
A
niet
B
geen

Slide 11 - Quiz

Ik drink .... koffie.
A
niet
B
geen

Slide 12 - Quiz

Ik hou .... van koffie.
A
niet
B
geen

Slide 13 - Quiz

Zij heeft ........... zin in thee.
A
niet
B
geen

Slide 14 - Quiz

Wil ze ook .............. koekje?
A
niet
B
geen

Slide 15 - Quiz

Heb je ............... huiswerk gemaakt?
A
niet
B
geen

Slide 16 - Quiz

Heb je ............... boek meegenomen?
A
niet
B
geen

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Lien

Maak een zin met 'niet'

Slide 19 - Question ouverte

Maak een zin met 'geen'

Slide 20 - Question ouverte