Week 6 Unit 2

Week 6 Unit 2
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Week 6 Unit 2

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan doen/leren vandaag?
* Feedback op poster van Rotterdam (opdracht van vrijdag)
* De ontkenning; niet en geen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak deze zinnen ontkennend.
1. Ik drink water.
2. Ik heb een pen.
3. Ik heb de pen.
4. Ik schrijf met een pen.
5. Ik ben boos.
6. Ik wil slapen.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De ontkenning
* Negatief
* Niet/geen


Wim drinkt geen water.
Mijn broer werkt niet.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geen en niet
Geen en niet worden vaak verkeerd gebruikt. 

The words have different meanings and are used differently. 

Geen = no
Niet = not

Slide 5 - Diapositive

Leg uit wat geen en niet betekenen en waarom het belangrijk is om ze correct te gebruiken.
Wanneer gebruik je geen?

Bij zelfstandig naamwoorden zonder lidwoord of met het onbepaalde lidwoord een.





1. Wim drinkt geen water.
1. Ik heb geen zin in rekenen.
2. Diana heeft geen rode pen.
3. Ik heb geen auto.


Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je geen?

Bij zelfstandig naamwoorden zonder lidwoord of met het onbepaalde lidwoord een



4. Dennis heeft geen papier.
5. Diana heeft geen rode pen.


Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je niet?
Khuzama werkt niet.
Ik wil niet slapen.
Na een werkwoord (verb)
Voor een 2de werkwoord
Belal is niet boos.
Voor een bijvoeglijk naamwoord (adjective)
De kat ligt niet op de grond.
Voor een voorzetsel (preposition)
Ali komt niet te laat.
Voor andere woorden (other words such as adverbs)

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meer informatie
Je vindt een video met extra informatie in de volgende slide, alleen indien nodig. (only if necessary)

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Vandaag hebben we .... huiswerk.
A
niet
B
geen

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Onze buren zijn vandaag .... thuis.
A
niet
B
geen

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De baby wil .... slapen.
A
niet
B
geen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb hier .... computer.
A
niet
B
geen

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom ben je .... op tijd?
A
niet
B
geen

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik drink .... koffie.
A
niet
B
geen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik hou .... van koffie.
A
niet
B
geen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij heeft ........... zin in thee.
A
niet
B
geen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wil ze ook .............. koekje?
A
niet
B
geen

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Heb je ............... huiswerk gemaakt?
A
niet
B
geen

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Heb je ............... boek meegenomen?
A
niet
B
geen

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de zinnen ontkennend en schrijf ze in je schriftje
Adam en Cassian luisteren altijd.
Ik zit in de les.
Ik ben blij. 
Ik heb een leuke klas.
Drink jij koffie?
Wij hebben twee telefoons.
Hij gaat graag naar de stad.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met 'niet'

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met 'geen'

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions