Test jezelf H1 Stofwisseling

Stofwisseling is
A
alle processen in een cel
B
alle reacties in een cel
C
alle chemische processen in een cel
D
alle omzettingen van energie in een cel
1 / 31
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Stofwisseling is
A
alle processen in een cel
B
alle reacties in een cel
C
alle chemische processen in een cel
D
alle omzettingen van energie in een cel

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

anorganische stoffen zijn stoffen die
A
eiwitten en vetten zijn
B
C en H en O bevatten
C
veel energie bevatten
D
niet C, H en O bevatten

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het maken van glucose uit CO2 en water door planten is een...
A
Assimilatie proces
B
Dissimilatie proces
C
anaeroob proces
D
aeroob proces

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het vrijkomen van melkzuur in spieren komt door een...
A
Assimilatie proces
B
Dissimilatie proces
C
verzuringsproces
D
neutralisatieproces

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

de definitie voor autotroof is...
A
anderen voedend
B
kan uit organische stoffen organische stoffen maken
C
kan uit anorganische stoffen organische stoffen maken
D
anders voedend

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul in:

.......... + zuurstof --> Energie + water+ koolstofdioxide
A
melkzuur
B
fotosynthese
C
verbranding
D
glucose

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zie achtergrond afbeelding: Autotroof of heterotroof?
A
autotroof
B
heterotroof

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk van deze organismen is autotroof?
A
gorilla
B
goudvis
C
geranium
D
gierzwaluw

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen kenmerk van een organische stof?
A
Ze bevatten C/H/O-atomen
B
Het zijn relatief kleine moleculen
C
Ze worden gemaakt door organismen
D
Het zijn relatief grote moleculen

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij dit proces is energie nodig.
A
Assimilatie
B
Dissimilatie

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De producten van dit proces worden gebruikt voor groei, vervanging en herstel.
A
Assimilatie
B
Dissimilatie

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maken van glucose uit CO2 en water door planten.
A
Assimilatie
B
Dissimilatie

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Glucose is een
A
anorganische stof
B
organische stof

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Alcohol wordt door gist gevormd via
A
Assimilatie & verbranding
B
Dissimilatie & alcoholische gisting
C
Dissimilatie & melkzuurgisting
D
Dissimilatie en verbranding

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Melkzuur is een
A
anorganische stof
B
organische stof

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschil tussen aerobe en anaerobe dissimilatie. Welke is juist?
A
Aeroob is met zuurstof Anaeroob is zonder
B
Aeroob is zonder zuurstof Anaeroob is met
C
Aeroob is met glucose Anaeroob is zonder
D
Aeroob is zonder glucose Anaeroob is met

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen met een rode ster horen bij dit plaatje!

Slide 17 - Diapositive

Vogels en zoogdieren zijn warmbloedig, hun basale stofwisseling is bij gelijke buitentemperatuur hoger dan de basale stofwisseling van koudbloedige dieren.

Een kikker is dus koudbloedig, een muis warmbloedig.

Bij koudbloedige dieren geldt: hoe warmer, hoe actiever, dus hoe hoger de stofwisseling.

Een kikker in een ruimte van 20 graden heeft een hogere temperatuur dan een kikker in een ruimte van 5 graden en de kikker bij 20 graden is dus actiever dan de kikker bij 5 graden.

Bij warmbloedige dieren is er juist meer verbranding als de buitentemperatuur lager is, het kost meer energie om zichzelf warm te houden.

De muis bij 5 graden verbruikt meer energie dan de kikker bij 20 graden, dus in die bak zal de zuurstof het snelst afnemen.

De kikker bij 5 graden heeft het minste energie nodig, dus het minste verbranding, dus daar zal het minste CO2 aanwezig zijn.


We vergelijken de kikker in bak 1 (5 graden) met de kikker in bak 3 (20 graden).
Vraag 1: Welke van beide kikkers heeft de hoogste lichaamstemperatuur?
A
de kikker in bak 1
B
allebei even hoog
C
geen van beide: ze zijn dood
D
de kikker in bak 3

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 2: Bij welke van beide kikkers is de intensiteit van de basale stofwisseling het hoogst?
A
bij de kikker in bak 1 (5 graden)
B
allebei even hoog
C
bij allebei 0 want ze zijn dood
D
bij de kikker in bak 3 (20 graden)

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

We vergelijken de muis in bak 2 (5 graden) met de muis in bak 4 (20 graden).
Vraag 3: is er verschil in lichaamstemperatuur bij beide muizen?
A
nee
B
misschien
C
nee want ze zijn allebei dood
D
ja

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 4: Bij welke van beide muizen is de intensiteit van de basale stofwisseling het hoogst? Leg je antwoord uit.
A
bij de muis in bak 4 omdat daar de temperatuur hoger is
B
bij de muis in bak 2 omdat hij meer moet verbranden om warm te blijven
C
bij de muis in bak 4 omdat deze moet zweten om af te koelen
D
bij de muis in bak 1 omdat hij een kikkerpak aan heeft

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 5: In welke van de vier bakken zal het zuurstofgehalte het sterkst dalen?
A
in bak 1
B
in bak 3
C
in bak 2
D
in bak 4

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 6: In welke bak zal na enige tijd het koolstofdioxidegehalte het laagst zijn?
A
in bak 1
B
in bak 2
C
in bak 3
D
in bak 4

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Planten doen niet aan verbranding
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbranding vindt plaats in ...
A
de celkern
B
het Endoplasmatisch Reticulum
C
het Golgi-systeem
D
de mitochondriën

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij fotosynthese wordt er m.b.v. licht ADP omgezet in ATP
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij de 2e stap van fotosynthese wordt energie in ATP gebruikt om van koolstofdioxide en water glucose te maken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De primaire structuur van eiwitten is...
A
Een ketting van glucose
B
Een ketting van aminozuren
C
Een glycerolkop met 3 vetzuren
D
Een ketting van fosfolipiden

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Celmembraan bestaan grotendeels uit...
A
Triglyceriden
B
Fosfolipiden
C
Eiwitten
D
Koolhydraten

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heeft geen invloed op de enzymactiviteit?
A
Temperatuur
B
Zuurgraad
C
Hoeveelheid substraat
D
Hoeveelheid product

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als de zuurgraad te hoog of te laag wordt de structuur van enzymen onomkeerbaar veranderd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions