Chemische bindingen HW

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Chemische bindingen deel 1

Opdracht

Leg het PSE op je tafel!

Pak een blaadje papier.

Geef het atoomnummer van Fluor

1. 15
2. 9
3. 19
4. 31

Waarover geven de perioden in het PSE informatie?

1. Het aantal schillen
2. Het aantal valentie-elektronen

Hoeveel perioden heeft een periodiek systeem?

1. 18
2. 7
3. 118
4. 5

Tot welke groep behoort broom?

1. 7
2. VII
3. 4
4. IV

Er is een element. Dit element bevind zich in groep 13 en periode in periode 2.
Welk element is dit?

1. Ca
2. C
3. B
4. Na

Wat is een groep

1. horizontale rij
2. verticale kolom
3. horizontale kolom
4. verticale rij

Groep II zijn de:

1. Alkalimetalen
2. Halogenen
3. Edelgassen
4. Aardalkalimetalen

Succescriteria

Ik stel voor twee gegeven elementen de overeenkomstige ionverbinding op.

Ik stel voor twee gegeven elementen de overeenkomstige covalente binding op.

Ik noteer de formule-eenheid van ionverbindingen

Ik noteer de structuurformule van atoomverbindingen.

Atoombouw:
Welke deeltjes zitten er in de kern?

1. protonen en elektronen
2. elektronen en neutronen
3. neutronen en protonen

Atoombouw:
Welke deeltjes zitten er in de elektronenwolk?

1. protonen
2. elektronen
3. neutronen

Atoombouw:
Wat is de lading van een elektron?

1. positief
2. negatief

Neon, 

Edelgas

Ionbinding

Een ionbinding bestaat uit positieve en negatieve ionen. Deze ionen samen vormen een ionrooster. Een ionbinding is een zeer sterke binding.

Het natrium atoom heeft 11 elektronen, neon (een edelgas) heeft er 10. Natrium wil dus een elektron kwijt.

In de kern van het natriumatoom zitten nog steeds 11 protonen.

• 11 protonen: lading is    11+
  
• 10 elektronen: lading is 10-
  
• Nettolading 1+
  

Natrium ion: Na+

Het natrium atoom wordt een ion

Het chloor atoom heeft 17 elektronen, argon (een edelgas) heeft er 18. Chloor wil er dus een dus een elektron bij. 

In de kern van het natriumatoom zitten nog steeds 17 protonen.

• 17 protonen: lading is    17+
  
• 18 elektronen: lading is 18-
  
• Nettolading 1-
  

Natrium ion: Cl-

Het chloor atoom wordt een ion

Een natrium atoom heeft 11 protonen en ook 11 elektronen. Wat is de lading van een natrium atoom.

1. 1 plus
2. 1 min
3. ongeladen

Een natrium ion heeft 11 protonen en 10 elektronen (hij had 1 elektron weg gedaan). Wat is de lading van een natrium ion.

1. 1 plus
2. 1 min
3. ongeladen

Een fluor atoom heeft 9 protonen en ook 9 elektronen. Wat is de lading van een fluor atoom.

1. 1 plus
2. 1 min
3. ongeladen

Een fluor ion heeft 9 protonen en 10 elektronen (hij had 1 elektron opgenomen). Wat is de lading van een fluor ion.

1. 1 plus
2. 1 min
3. ongeladen

Atoombinding

• De buitenste elektronen, de valentie-elektronen, zijn belangrijk voor binding tussen atomen
• Niet-metaalatomen delen elektronen dat noem je een atoombinding of covalente binding.
• Vb: H₂

Atoombinding

Elektronegativiteit 

• Geeft aan hoe hard het atoom trekt aan het gemeenschappelijke elektronenpaar.
  
• Verschil in elektronegativiteit binnen moleculen.

Metaal atomen worden altijd positieve ionen

1. Ja, want ze nemen graag een elektron op ivm lage elektronegativiteit
2. Ja, want ze staan makkelijk hun elektron af ivm lage elektronegativiteit
3. Ja, want ze nemen graag een elektron op ivm hoge elektronegativiteit
4. Ja, want ze staan graag hun elektron af ivm hoge elektronegativiteit

Naamgeving en formule

Lithiumjodide

Waterstofdioxide

Zuurstofdifluoride

Index en Coëfficiënt

3H​2​​O

Coëfficiënt

Index

Index en coëfficiënt

Naam, formule en structuurformule

Naam                           Formule                                 Structuurformule

water

Met de index:

1. Geef je aan hoeveel moleculen er zijn
2. Geef je aan hoeveel atomen er in 1 molecuul zitten

Wat geeft het coëfficiënt aan?

1. aantal moleculen
2. aantal atomen
3. aantal atomen in het molecuul
4. aantal moleculen in het atoom

Wat is hier de index?

4O​2​​

1. 2
2. 4

Wat is hier het coëfficiënt?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat is hier het coëfficiënt?

1. 9
2. 10
3. 11
4. 12

Wat is in deze formule het coëfficiënt

1. 4
2. 2
3. 6
4. 2 en 6

Hoeveel C-atomen zitten er in deze stof?

1. 4
2. 2
3. 8
4. niet te bepalen

Een atoom heeft atoomnummer 53,
in welke periode staat dit atoom?

1. 3
2. 4
3. 5
4. periode?

Een atoom heeft atoomgetal 20.
Hoe heet dit atoom?

1. Krypton
2. Natrium
3. Zuurstof
4. Calcium

Het massagetal van een atoom geeft het aantal ... in de kern van het atoom.

1. elektronen + neutronen
2. protonen
3. neutronen
4. protonen + neutronen

Een atoom heeft 5 protonen in zijn kern. Welk atoom is dit?

1. stikstof
2. neon
3. boor
4. dat kun je niet weten

Hoeveel atoomsoorten zie je?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 9

Koolstofdioxide

Koolstofmonoxide

CO

CO​2​​