Lezen 2.3 Tekstverbanden en signaalwoorden

Wat betekent het woord 'anekdote?'
A
Mening
B
Kort verhaaltje
C
Een sprookje
D
Een tegenstelling
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Wat betekent het woord 'anekdote?'
A
Mening
B
Kort verhaaltje
C
Een sprookje
D
Een tegenstelling

Slide 1 - Quiz

Wat betekent het woord 'scanderen'
A
Roepen
B
Fluisteren
C
Eisen
D
Vergeten

Slide 2 - Quiz

Leg in eigen woorden kort uit
hoe je deelonderwerpen
in een tekst kunt vinden.

Slide 3 - Carte mentale

Deelonderwerpen herkennen

  • Teksten bestaan normaal gesproken uit verschillende alinea’s over een centraal onderwerp. 
  • Deelonderwerpen zijn de verschillende kanten, ofwel aspecten,  van een onderwerp die in een tekst aan bod komen.
  • Je kunt o.a. naar de tussenkopjes kijken om de deelonderwerpen te vinden.
  • Deelonderwerpen zijn vaak argumenten, oorzaken, voorbeelden of oplossingen.



Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Deelonderwerpen herkennen
In een goed opgebouwde en gestructureerde tekst staan de alinea’s en zinnen in verband met elkaar.

Slide 6 - Diapositive

LEZEN 
Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 7 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Doelen van deze les:

  1. Je herkent signaalwoorden in een tekst.

  2. Je kunt opnoemen wat voor soort tekstverband  verschillende delen van een tekst met elkaar hebben.

Slide 8 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Signaalwoorden geven de lezer een seintje welk tekstverband er is:   
  • tussen alinea’s
  • tussen zinnen
  • binnen één zin


Slide 9 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
WAAROM?? Het herkennen van signaalwoorden helpt je om te begrijpen hoe tekstdelen met elkaar samenhangen (= verband of relatie). Dat leest makkelijker!

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

'Jonas heeft zijn verslag gisteren ingeleverd, maar Cara levert het pas volgende week in'.

Welk tekstverband wordt hier gebruikt?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
tijdsverloop

Slide 12 - Quiz

'Doordat hij de boot heeft gemist, kan hij niet meer mee op reis.'

Welk tekstverband wordt hier gebruikt?
A
voorbeeld
B
toelichting
C
oorzaak-gevolg
D
conclusie

Slide 13 - Quiz

'Mits er voldoende mensen zich aanmelden voor de training, zal deze wel of niet doorgaan.'

Welk tekstverband is dit?

A
Tegenstellend
B
Oorzakelijk
C
Voorwaardelijk
D
Samenvattend

Slide 14 - Quiz

Verkennend lezen:
De overheid volgt ons, tot voorbij de voordeur

Slide 15 - Diapositive

Bevat deze tekst een lead?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze tekst
(in één of enkele woorden)

Slide 17 - Carte mentale

Wat is het schrijfdoel van deze tekst?
(bekijk alinea 1 en alinea 7)
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen

Slide 18 - Quiz

Signaalwoorden: Opdracht gatentekst
  1. Vul een passend signaalwoord in op de lege plekken in de tekst.  Kies uit het lijstje signaalwoorden dat bij de tekst hoort.

  2. Schrijf ook steeds op wat voor een tekstverband het gekozen signaalwoord aangeeft.

  3. Werk in tweetallen.



Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Bonuspunten
Complexere signaalwoorden
  • Desalniettemin (tegenstelling)
  • Concluderend (conclusie)
  • Ter illustratie (voorbeeld)
  • Immers (reden)

Slide 22 - Diapositive

Kun je nu, in eigen woorden, uitleggen wat signaalwoorden en tekstverbanden zijn?
ja
nee
ik weet het niet zeker

Slide 23 - Sondage