maandag 17 april

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

maandag 17 april

Waaraan kun je zien dat Porto een havenstad is?

Porto

Porto is een oude havenstad in het noorden van Portugal. Het is de op één na grootste stad van het land. Alleen Lissabon is groter. In Porto zelf wonen ongeveer 280.000 mensen, maar in de stadsregio Groot-Porto wonen wel 1,8 miljoen mensen. De stad is gebouwd langs de rivier de Douro en is in de vierde eeuw door de Romeinen gesticht. Die gaven het de naam Portus Cale. Later werd deze naam tot Portucale en het zal je niets verbazen dat dit de oorsprong is van de huidige naam van het land: Portugal.

De oude naam van de stad is:

1. Portugal
2. Portucale
3. Portus Cale
4. Porto

Wie bouwden de stad?

1. De Portugezen
2. de mensen uit Porto
3. De Romeinen
4. staat niet in de tekst

Groot-Porto is de grootste stad van Portugal

1. waar
2. niet waar

Porto heeft ......
inwoners

1. 280.000
2. 1,8 miljoen
3. staat niet in de tekst
4. meer dan Lissabon

tegenstellingen 

mooi-lelijk                      smal -breed                aardig-onaardig               snel =langzaam                   verlegen -brutaal

duur- goedkoop                              slim-dom 

 hard - zacht         lui-ijverig                                                   breed- smal 

    

in-uit                           zwak -sterk       groot -klein 

on    

aardig -onaardig

even -oneven 

natuurlijk -onnatuurlijk

mogelijk -onmogelijk

zin -onzin

tevreden -ontevreden

praktisch -onpraktisch

maar = tegenstelling

Ik wil wel naar school maar  ik ben ziek

Hij houdt van snoepjes maar  niet van taart. 

Ik ben altijd blij maar  vandaag niet

Die auto is mooi maar die is lelijk

niet verlegen maar .........

1. aardig
2. brutaal
3. rustig
4. vervelend

niet duur maar

1. onduur
2. goedkoop
3. veel geld
4. zuur

niet aardig maar ................

1. lief
2. niet aardig
3. boos
4. onaardig

niet breed maar .........

1. laag
2. smal
3. dik
4. beneden

Wat is het tegengestelde van
tevreden?

De mier is niet lui, maar ...............

1. vies
2. ijverig
3. uit
4. lelijk

Een konijnenhok in de keuken is erg..

1. onnatuurlijk
2. oneven
3. onpraktisch
4. onaardig

Dit dier is niet zwak, maar . . . . . . . . . . . . .

1. sterk
2. lui
3. slim
4. ijverig

Wat is het tegengestelde van
mogelijk ?

maak een zin met maar

maar ...................

Ik ben niet op school maar  in het AZC

Het is niet vroeg maar  laat

De man is niet klein maar groot

Ik doe het licht niet uit maar  aan! 

Doel van de les

Aan het eind van de les kun je verwijswoorden herkennen en weet je waar die naar verwijzen. -------->

Verwijswoorden

Een verwijswoord verwijst naar een ander woord of groepje woorden in de tekst. Of zelfs naar een hele zin. Je kunt een ander woord of een groepje woorden op die plaats invullen.

Voorbeelden van verwijswoorden zijn: hij, ze, mijn, zij, het, hun, dat, deze, die, we, dit, er, daar of hieruit.

Verwijswoorden

Meestal staat het woord of het groepje woorden één regel eerder in de tekst.

Maar soms staat het wat verder terug.

Of juist een stukje verder.

Voorbeelden

1. Veel mensen hebben honden. Die poepen in het gras.
2. Je moet een helm op de fiets. Dat doet nog niet iedereen.
3. In 2A zit een een jongen uit Frankrijk. Hij praat geen Nederlands.
4. Rahma zit in 1F1. Zij komt uit Egypte.
5. Ouissal komt uit Marokko. Het is daar heel warm.

In Nederland eten wij veel drop. Dat vindt niet iedereen lekker.
Wat is het verwijswoord?

1. dat
2. eten
3. wij
4. drop

in Afrika krijgen mensen vaak Malaria. Dit is geen leuke ziekte.
Wat is het verwijswoord?

1. Malaria
2. krijgen
3. mensen
4. Dit

Vaak worden mensen verkouden. Dit is echt vervelend.
Waar verwijst dit naar?

1. verkouden
2. krijgen
3. mensen
4. vervelend

Mijn vader en moeder zijn heel lief. Elke week komen ze met mij wandelen. Wat is het verwijswoord?

1. Elke week
2. Mijn vader en moeder
3. ze
4. Elke

Mijn vader en moeder zijn heel lief. Elke week komen ze met mij wandelen. Waar verwijst ze naar?

1. Elke week
2. Mijn vader en moeder
3. ze
4. Elke

Argenys komt uit de Domenicaanse republiek. Daar is het erg warm.
Wat is het verwijswoord?

1. Argenys
2. De Domenicaanse republiek
3. daar
4. het

luisteren, spreken

kleurrijker 

7.3

Wat doe je graag?

Wat vind je leuk?

Wat is je hobby?

Leestekens op 1F

Hier moet je 3 leestekens kennen en goed gebruiken. 

---------------->

En vergeet de hoofdletters niet!

De komma ,,,,,,,,,,,,,,,,,,

Een komma is een rustpunt in de zin, vaak een korte pauze bij hardop lezen. 

  

  

  

 

  

  

Je gebruikt een komma

Tussen bijvoeglijke naamwoorden die bij het volgende zelfstandige naamwoord horen:   

Er staat een mooie, glimmende auto in de straat. 

Je gebruikt een komma

In een opsomming (maar niet voor het woordje 'en'):   

Ik heb een hond, twee katten, zes goudvissen en een konijn. 

hallo hoe gaat het met je met mij gaat het goed we hebben elkaar al een tijdje niet gezien dus zullen we dit weekend afspreken zaterdagmiddag kan ik wel groetjes

Lees mee

 4 nakijken + afmaken

Toets Lees mee 4 

woordenschat

donderdag 20 april

Hallo, hoe gaat het met je? Met mij gaat het goed. We hebben elkaar al een tijdje niet gezien, dus zullen we dit weekend afspreken? Zaterdagmiddag kan ik wel. Groetjes!