Spelling H4 les 1

Programma

Indeling boekpresentaties!

1) Bespreken huiswerk

2) werkwoordspelling

3) Bespreken huiswerk

4) Opdrachten in LessonUp




1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Programma

Indeling boekpresentaties!

1) Bespreken huiswerk

2) werkwoordspelling

3) Bespreken huiswerk

4) Opdrachten in LessonUp




Slide 1 - Diapositive

Indeling boekpresentaties 3tvm
Week 20: dinsdag 14/5:  
                    donderdag 16/5    

Week 21: dinsdag 21/5: 
                     donderdag 23/5

Week 22: maandag 27/5
                    dinsdag 28/5: 

Slide 2 - Diapositive

Indeling boekpresentaties 3tvF
Week 20: dinsdag 14/5:  
                    donderdag 16/5    

Week 21: dinsdag 21/5: 
                     donderdag 23/5

Week 22: maandag 27/5
                    dinsdag 28/5: 

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
Je kunt kent de regels van de werkwoordspelling en kunt deze toepassen.

Slide 4 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden houden zich dus niet aan regels, zoals de zwakke. Je moet dus leren/weten wat de verleden tijd en het voltooid deelwoord is. Het voordeel is wel dat je ze schrijft, zoals je ze hoort (zo kort en eenvoudig mogelijk) en dat je door het woord langer te maken, weet of je een -d of -t aan het eind moet schrijven!
Persoonsvorm?
pvtt:
- stam
- stam+t
- hele ww
pvvt:
- stam+
de/te
-stam +
den/ten

't ex-kofschip
volt.dw
-langer maken
-d/t

't ex-
kofschip
onv. dw

- hele ww. + d
inf.

- hele
ww.
geb.
wijs

- stam
JA
NEE
bijvoeglijk naamw.
zo kort mogelijk

Slide 5 - Diapositive

pvtt

Daar (worden) je toch gelukkig van?
A
word
B
wordt

Slide 6 - Quiz

pvtt

Ik (vinden) dat helemaal niet.
A
vind
B
vindt

Slide 7 - Quiz

pvvt
Gisteren (wachten) wij geduldig op haar.
A
wachten
B
wachtte
C
wachtten

Slide 8 - Quiz

vd
Wij zijn zojuist (verhuizen)
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 9 - Quiz

od
(lachen) om zijn grap struikelde ik.
A
gelachen
B
lachent
C
lachend

Slide 10 - Quiz

Wat is/zijn infinitief/infinitieven in deze zin:

Wij zouden morgen kunnen komen lunchen.

A
zouden kunnen komen, lunchen
B
kunnen komen lunchen
C
komen lunchen
D
zouden kunnen komen

Slide 11 - Quiz

gw
(Houden) de dief!

A
Houd
B
Houdt

Slide 12 - Quiz

Bespreken
Opdracht 11 en 12, blz. 133


Slide 13 - Diapositive

Huiswerk
Kies uit de volgende LessonUpopdrachten:

1) Werkwoordspelling - herhalingsles 3vwo
(met uitleg van de regels en oefeningen)
OF
2) werkwoordspelling - voortgangstest
(Je kunt jezelf hiermee testen)

Slide 14 - Diapositive