Spelling werkwoorden Engelse werkwoorden en voltooid deelwoord

Spelling werkwoorden Engelse werkwoorden en voltooid deelwoord
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Spelling werkwoorden Engelse werkwoorden en voltooid deelwoord

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Terugblik vorige les
lesdoel bespreken
theorie uitleg
theorie inoefenen
opdrachten maken

Slide 2 - Diapositive

Terugblik vorige les

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel
Ik kan Engelse werkwoorden spellen.
Ik kan voltooide deelwoorden spellen, ook als ze bijvoeglijk gebruikt worden.

Slide 4 - Diapositive

§10 Engelse werkwoorden
blz. 240

Slide 5 - Diapositive

Engelse werkwoorden

Slide 6 - Diapositive

Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.


Let op: We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt. Bijvoorbeeld paintball.

Slide 7 - Diapositive

Vervoegen Engelse werkwoorden

Slide 8 - Diapositive

Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 9 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vd: squashen
A
Gesquast
B
Gesquasht
C
Gesquashd
D
Gesquashed

Slide 10 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: racen
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 11 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
hij delet
B
hij delete
C
hij deletet

Slide 12 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 13 - Quiz

Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.
- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen 
   (voltooid).
- Het voltooid deelwoord is  niet de persoonsvorm. 
- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm 
   van hebben, worden of zijn.
- Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be- of ver-.

Slide 14 - Diapositive

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Wat is ook alweer een voltooid deelwoord?

Een voltooid deelwoord zegt iets over wat al is gebeurd.
In een zin met een voltooid deelwoord is de PV een vorm van hebben, zijn of worden

Slide 15 - Diapositive

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Een voltooid deelwoord kun je ook gebruiken als  bijvoeglijk naamwoord.

Als je een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, 
schrijf je ze zo kort mogelijk, bijvoorbeeld: 

De verbrande trui  (dus niet: verbrandde)
(verbrande is voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)

Slide 16 - Diapositive

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je ...
A
Zo lang mogelijk
B
Zo kort mogelijk

Slide 17 - Quiz

In welke zin is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt?
A
De brief is geschreven
B
De geschreven brief
C
Hij schrijft snel een brief
D
De blauwe brief ligt op de tafel

Slide 18 - Quiz

3. Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Welke zin is fout?

a. Hoelang rijd Marianne al op haar paard Lucky?

b. Yasmine wordt door Ahmed gecoacht bij haar zwemtraining.

c. Tim begeleid jongeren die op school vaak afgeleid zijn.
timer
0:30
A
a
B
b
C
c

Slide 19 - Quiz

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(ontbloten) Het … lijf
A
ontblootte
B
ontblote

Slide 20 - Quiz

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(verbranden) De … neus
A
verbrandde
B
verbrande

Slide 21 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van "interviewen"?
A
geinterviewd
B
geïnterviewd
C
geinterviewt
D
geïnterviewt

Slide 22 - Quiz

Opdrachten maken
blz. 240 §10 Engelse werkwoorden opdracht 1 t/m 5
blz. 242 §11 Voltooid deelwoord opdracht 1 t/m 5
De opdrachten maak je in je schrift

Slide 23 - Diapositive