Wanneer gebruik je het lidwoord "de"?
1. Meervouden, bijvoorbeeld: de boeken, de meisjes, de planten, de scholen
2. Fruit en bomen, bijvoorbeeld: de eik, de appel, de banaan, de kiwi
3. Woorden die eindigen op -tie, -sie, -ing, -or, -heid
Bijvoorbeeld: politie, televisie, wandeling, motor, waarheid
4. Als het over een persoon gaat, bijvoorbeeld: de man, de vader, de broer