Basisstof 5: Celdeling

Noem een verschil tussen een plantaardige cel en
een dierlijke cel.
1 / 19
suivant
Slide 1: Question ouverte
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Noem een verschil tussen een plantaardige cel en
een dierlijke cel.

Slide 1 - Question ouverte

chromosomen
A
lange dunne draden in de celkern
B
stof die informatie bevat voor erfelijke eigenschappen
C
cellen waaruit je lichaam is opgebouwd

Slide 2 - Quiz

Wat is DNA?
A
al je erfelijke eigenschappen
B
het materiaal met erop erfelijke informatie
C
al je 46 chromosomen bij elkaar

Slide 3 - Quiz

Is dit een dierlijke cel of een plantaardige cel?
A
Dierlijke cel
B
Plantaardige cel

Slide 4 - Quiz

Welke cel heeft een celwand? De plantaardige cel of de dierlijke cel?
A
De dierlijke cel
B
De plantaardige cel
C
De dierlijke cel en de plantaardige cel
D
geen van beide

Slide 5 - Quiz

Basisstof 5:
Celdeling

Slide 6 - Diapositive

Wat kun je al benoemen over celdeling?

Slide 7 - Carte mentale

Wat moet je kunnen?
  • Je kunt beschrijven hoe een cel zich deelt.
  •  Je kunt de kenmerken van stamcellen noemen.

Slide 8 - Diapositive

Nieuwe cellen
Je lichaam bestaat uit wel dertig biljoen cellen.
In je lichaam ontstaan steeds nieuwe cellen. Nieuwe cellen vervangen oude, dode cellen. 
Om te groeien maak je ook nieuwe cellen. Nieuwe cellen ontstaan door celdeling

Slide 9 - Diapositive

Een kopie 
  1. Voor de celdeling ontstaat van elk chromosoom een kopie 
  2. De celkern gaat zich delen 
  3. Plasmagroei 

Slide 10 - Diapositive

In welke twee gevallen hebben we nieuwe cellen nodig?

Slide 11 - Question ouverte

De celcyclus
Bij elke celdeling ontstaat een gespecialiseerde cel en een niet gespecialiseerde cel

Slide 12 - Diapositive

Wat gebeurt er na kerndeling
A
Plasmagroei
B
Celdeling (nieuwe dochtercellen)
C
Kopiëren van DNA
D
Ontstaan van moedercel

Slide 13 - Quiz

Stamcellen
Er zijn 'gewone' stamcellen en embryonale stamcellen

Slide 14 - Diapositive

Een stamcel kan ik vergelijken met
A
Een moedercel (ongespecialiseerd)
B
Een dochtercel (ongespecialiseerd)
C
Een moedercel (gespecialiseerd)
D
Een dochtercel (gespecialiseerd)

Slide 15 - Quiz

Aan de slag
Maken Thema 2 basisstof 5
opdrachten - 1 t/m 10

Klaar? --> bij mij laten zien / verbeteren
Begrippen in schrift met betekenis.

Dit is volgende les af!

Slide 16 - Diapositive

Na een gewone celdeling bevat elke dochtercel....
A
Minder chromosomen dan de moedercel
B
Evenveel chromosomen als de moedercel
C
Meer chromosomen dan de moeder cel

Slide 17 - Quiz

Kan een dochtercel ook een moedercel zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Wat zijn stamcellen?

Slide 19 - Question ouverte