9.3

Schooljaar 2024 -2025
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Schooljaar 2024 -2025

Slide 1 - Diapositive

Planning tweede periode

Slide 2 - Diapositive

Deze les:
- Terugblik 9.2
- Keuze uitleg leerdoelen 9.3
- Zelfstandig werken 9.2
Huiswerk donderdag 14 november:
Maken + nakijken:  9.3: 2, 3, 5, 7, 10, 11, 16, 18, 23, 24  
Leren: Bron 3 + begrippen
Doornemen LessonUp 3.3

Slide 3 - Diapositive

Terugblik leerdoelen 9.2
  1. Je kunt uitleggen hoe en door wat je besmet kunt raken
  2. Je kunt uitleggen hoe je lichaam ziekteverwekkers herkent en bestrijd.

Slide 4 - Diapositive

Opperhuid
12
Hoornlaag
9
Kiemlaag
10
Tastknopje - Tastzintuig
13
Zweetporie
14
Haar
1
Twee delen:
Lederhuid en Onderhuids bindweefsel
11
Pijnpunt
4
Zweetklier
5
Drukzintuig
6
Zenuw
7
Vetweefsel
8
Talgklier
3
Bloedvaten
2
Haarzakje
16
Leer de onderdelen van de huid
Haarspiertje
15
timer
2:00

Slide 5 - Diapositive

Zet de woorden op de juiste plek in het plaatje
hoornlaag
kiemlaag
onderhuidsbindweefsel
lederhuid
zintuigcellen
haar
haarspiertje
zweetklier
bloedvat
vet

Slide 6 - Question de remorquage


Juna zegt: Iemand wordt altijd ziek als er micro-organismen binnendringen.
Nova zegt: Als je ziekteverwekkers in je lijf hebt hoef je niet ziek te zijn, wel ben je besmet. 
Wie heeft er gelijk?
A
Juna
B
Nova
C
Juna & Nova
D
Geen van beiden

Slide 7 - Quiz


Hoe noem je de eiwitten op een ziekteverwekker?
A
antistoffen
B
lichaamseigen
C
antigenen
D
lichaamsvreemd

Slide 8 - Quiz

Verbind de plaatjes met de juiste tekst.
Ziekteverwekkers met antigenen
Witte bloedcellen ontwerkpen passende antistof
Witte bloedcellen die de juiste antistoffen maken gaan zich snel delen, er komen veel antistoffen in het bloed.
Antistoffen koppelen ziekteverwekkers aan elkaar.
Vreetcellen ruimen de gekoppelde ziekteverwekkers op.

Slide 9 - Question de remorquage


Waarom wordt je niet ziek als je voor een 2de keer door een ziekteverwekker wordt besmet?
A
Je kunt niet meer geïnfecteerd worden.
B
Je geheugencellen herkennen de ziekteverwekker en schakelen hem uit.
C
De ziekteverwekker kan niet meer in je lichaam komen.
D
Je lichaam is aan de ziekteverwekker gewend en wordt dus niet meer ziek.

Slide 10 - Quiz


Twee mensen raken besmet met het waterpokkenvirus. De een heeft als kind waterpokken gehad, de ander niet. Welke lijn hoort bij degene die nog nooit waterpokken heeft gehad?
A
Lijn B, hij wordt gelijk heel ziek.
B
Lijn B, hij maakt veel meer antistoffen aan.
C
Lijn A, het duurt langer voordat hij antistoffen gaat aanmaken.
D
Lijn A, hij maakt veel minder antistoffen aan.

Slide 11 - Quiz

Sleep de onderstaand woorden naar de juiste plaats in de afbeelding.
antistoffen
witte bloedcel type 2 
antigenen
ziekteverwekker
witte bloedcel type 1

Slide 12 - Question de remorquage

Pak je boek blz 173 - 183
timer
5:00

Slide 13 - Diapositive

Je kunt uitleggen op welke manieren je immuun kunt worden.
blz 174 - 175 boek

Slide 14 - Diapositive

Boek blz 175

Slide 15 - Diapositive

0

Slide 16 - Vidéo


Je krijgt een injectie met antistoffen ingespoten. Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke immunisatie, passief
B
kunstmatige immunisatie, actief
C
natuurlijke immunisatie, actief
D
kunstmatige immunisatie, passief

Slide 17 - Quiz


Een baby krijgt via de moedermelk antistoffen. Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke immunisatie, passief
B
kunstmatige immunisatie, actief
C
natuurlijke immunisatie, actief
D
kunstmatige immunisatie, passief

Slide 18 - Quiz


Marit is door een hond gebeten ze haalt een serum-injectie tegen tetanus.
Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke immunisatie, passief
B
kunstmatige immunisatie, actief
C
natuurlijke immunisatie, actief
D
kunstmatige immunisatie, passief

Slide 19 - Quiz


Bas is erg ziek geweest, hij had mazzelen. Gelukkig is hij weer beter en kan hij het nooit meer krijgen.
Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke immunisatie, passief
B
kunstmatige immunisatie, actief
C
natuurlijke immunisatie, actief
D
kunstmatige immunisatie, passief

Slide 20 - Quiz


Leg uit wat het verschil is tussen actief en passieve immunisatie.

Slide 21 - Question ouverte

blz 178 boek

Slide 22 - Diapositive


Wanneer krijgt iemand antibiotica. 
A
Als iemand ziek blijft en is besmet met een virus
B
Als iemand ziek is en niet meer beter kan worden.
C
Als iemand ziek blijft en is besmet door een bacterie.
D
Als iemand ziek is en besmet is door een schimmel.

Slide 23 - Quiz

blz 180 boek

Slide 24 - Diapositive

0

Slide 25 - Vidéo


Iemand die allergisch is reageert heftig op:
A
Stofdeeltjes
B
Antistoffen
C
Histamine
D
Antigenen

Slide 26 - Quiz

blz 182 boek

Slide 27 - Diapositive


Leg uit in eigen woorden wat een auto-immuunziekte is.

Slide 28 - Question ouverte


Waarom kun je een auto-immuunziekte niet bestrijden met antistoffen?
A
Er is geen ziekteverwekker en dus geen antigenen waaraan antistoffen kunnen binden.
B
Antistoffen worden gelijk kapotgemaakt.
C
Hierdoor wordt je juist zieker want je lichaam valt dan nog harder aan.
D
Een auto-immuunziekte kun je wel bestrijden met antistoffen. Je moet ze alleen ingespoten krijgen want je maakt ze zelf niet.

Slide 29 - Quiz

Tekst
Huiswerk donderdag 14 november:
Maken + nakijken: 9.3: 2, 3, 5, 7, 10, 11, 16, 18, 23, 24
Leren: Bron 3 + begrippen
Doornemen LessonUp 3.3

Slide 30 - Diapositive

Les afsluiting:
Huiswerk donderdag 14 november:
Maken + nakijken: 9.3: 2, 3, 5, 7, 10, 11, 16, 18, 23, 24
Leren: Bron 3 + begrippen
Doornemen LessonUp 3.3

Slide 31 - Diapositive