25 jan 2 nhk

Bonjour tout le monde 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bonjour tout le monde 

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui au programme 
- répéter l'adjectif
- iedereen heeft een lessen-up account ? 
- au travail 
- il y a des question? 

Slide 2 - Diapositive

l'adjectif 
een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. In het Frans moet je rekening houden met de vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord. 

Voorbeeld in het Nederlands 
Het huis is mooi : mooi = bnw en het huis = znw 

Slide 3 - Diapositive

de vorm van het bnw 
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan aan het zelfstandig naamwoord. Dit heeft te maken met de mannelijke, vrouwelijke en meervoud woorden. 
mannelijk
vrouwelijk 
enkelvoud 
+ e
meervoud 
+ s
+ es 

Slide 4 - Diapositive

mannelijk
vrouwelijk 
enkelvoud 
+ e
meervoud 
+ s
+ es
voorbeeld 
mannelijk
vrouwelijk 
enkelvoud 
le t-shirt est bleu 
la robe est bleue
meervoud 
les t-shirts sont bleus
les robes sont bleues

Slide 5 - Diapositive

2 uitzonderingen 
1. Eindigt een bijvoeglijk naamwoord al op een -e? Dan krijg je 
geen extra -e bij de vrouwelijke woorden. 

voorbeeld: 
Le pantalon est rouge 
la robe est rouge 

Slide 6 - Diapositive

2. Eindigt een mannelijk bijvoeglijk naamwoord op een -s of een -x? Dan krijg je geen extra -s in het meervoud 

voorbeeld: 
le t-shirt est gris 
les t-shirt est gris 

Slide 7 - Diapositive

De plaats van het bnw 
In het Frans komen bijna alle bijvoeglijknaamwoorden achter het zelfstandig naamwoord. Ook de kleuren komen achter het zelfstandig naamwoord. 

- la robe rouge 

Slide 8 - Diapositive

Een aantal bnw komen voor het znw 
bon - beau - joli - haut 
long -petit - jeune - grand - gros
vieux -mauvais - nouveau 
premier - dernier - autre - chère

deze bnw komen voor het znw (deze moet je uit je hoofd leren)

Slide 9 - Diapositive

Bon (lekker) beau (mooi) Joli (knap) Haut (hoog) 
Long (lang) petit (klein) jeune (jong) grand (groot) gros (dik)
vieux (oud) mauvais (slecht) nouveau (nieuw)
premier (eerste) dernier (laatste) autre (andere) chère (beste)

de bnw die voor het znw komen zou je kunnen onthouden door te bedenken dat het vaak kenmerken zijn voor mensen/dingen. 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Au travail 
Vous allez travailler en autonomie 

- je cahier nakijken 
- leren (denk aan de optie WRTS met de verschillende lijsten)
*zet in de chat waar je aan gaat werken 


Slide 13 - Diapositive

La fin du cours 
Il y a des questions? 

Tout le monde a un compte sur lesson-up, est inscrit en classe et connaît le mot de passe ?

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive