Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Schrijfopdracht 8: Beeldspraak
Slide 1 - Diapositive
Beeldspraak
Hoe beschrijf je geluk of verdriet, de sfeer in je kamer of de geur op het toilet? Omdat gewone taal hier vaak tekortschiet, vergelijken we de werkelijkheid met een beeld.
Je moet het beeld niet letterlijk nemen maar figuurlijk. We noemen het dus ook wel figuurlijk taalgebruik.
Slide 2 - Diapositive
Figuurlijk taalgebruik
zo slank als een den
Slide 3 - Diapositive
Figuurlijk taalgebruik
Je noemt beeldspraak of ook wel metaforisch taalgebruik.
Dichters gebruiken veel metaforisch taalgebruik om gevoelens, waarnemingen, ervaringen en ideeën met hun publiek te delen. Je kunt geen gedicht lezen of er zit wel een vergelijking in.
Slide 4 - Diapositive
Gedicht
Ik slaap zoals flamingo's slapen.
men één been gestrekt, het andere
bij de knie geknakt tegen de onderbuik
als een opgeplooide blindenstok.
Charlotte van den Broeck
Slide 5 - Diapositive
Metafoor
Metaforen zijn vergelijkingen die gebaseerd zijn op een overeenkomst:
1) zuivere metafoor --> een vergelijking zonder het verbindingswoord als, zoals of alsof.
Wordt vaak gebruikt in krantenkoppen: 'belastingbetaler melkkoe van de overheid'
Slide 6 - Diapositive
Metafoor
2) Personificatie: iets wat geen mens is, krijgt wel een menselijke eigenschap:
De zon streelt mijn wangen.
Slide 7 - Diapositive
Metafoor
3) Synesthesie: Twee soorten zintuiglijke waarnemingen worden met elkaar gecombineerd:
fluwelen stem (voelen en horen)
bittere kou (proeven en voelen)
Slide 8 - Diapositive
Symbolen
Een beeld kan ook een symbool zijn. Het symbool verwijst naar de betekenis die het voorwerp of verschijnsel op zichzelf niet heeft. Je moet ze dus kunnen herkennen in een tekst.
Veelgebruikte symbolen zijn: de Bijbel, de natuur (vier seizoenen) en de kleuren.
Slide 9 - Diapositive
Symbolen in de Bijbel
Duif (vrede, liefde, ziel)
Slang (kwaad)
Kruis (lijden van Jezus)
Getallen: 3 - 7 - 11 en 13
Slide 10 - Diapositive
Symbolen in de natuur
Vier seizoenen verwijzen naar de levenscyclus:
lente: geboorte - opkomst
zomer: bloei (puberteit en volwassenheid)
herfst: verval (na 50 jaar)
winter: dood
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Symbolen in kleuren
rood - liefde
zwart - dood
blauw - rust
geel - energie
goud - rijkdom en macht
wit - puurheid en onschuld
Slide 13 - Diapositive
Schrijfopdracht 8
Jullie gaan nu bezig met schrijfopdracht 8. Deze schrijfopdracht bestaat uit meerdere opdrachten. Je kunt de opdrachten vinden op blz. 90 -93.
Jullie maken de opdrachten en voegt ze samen in één Worddocument.
Slide 14 - Diapositive
Schrijfopdracht 8
Maken voor deze opdracht: blz. 90
opdracht 2: a en b
opdracht 3: a, b en c (kies uit zuivere metafoor, vergelijking, personificatie, synesthesie)