Thema 3.3 en 3.4 kruisingsschema & Stambomen

3.3 en 3.4
Kruisingsschema's en stambomen
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.3 en 3.4
Kruisingsschema's en stambomen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Thema 3.1 en 3.2

Programma
  1. uitleg kruisingsschema
  2. opdrachten oefen

HW opdrachten 3.3 en 3.4 




Slide 2 - Diapositive

Voor deze les een demonstratie met een kaars doen.

Misschien ook een pinda?
Kruisingen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen.
  • Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van de ouders en nakomelingen afleiden


Begrippen
generatie, kruisen, kruisingsschema


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fenotype en genotype

Slide 4 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dominante allel (het sterkst)= A
Recessieve allel (minder sterk)= a.

AA: Homozygoot dominant
Aa: Heterozygoot 
aa: Homozygoot recessief 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3.3 Kruisingen
  •  Doorgeven van erfelijke eigenschappen
  • Voorspellen van eigenschappen
  • Kruisen: twee dieren met elkaar nakomelingen laten krijgen

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 9 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 10 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 11 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 12 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 13 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 14 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 15 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 16 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
nieu
Nieuwe ouders !

Slide 17 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 18 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 19 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 20 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 21 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 22 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 23 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Kruisingsschema

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor een experiment worden 2 personen met elkaar gekruist. De is man homozygoot dominant voor de eigenschap losse oorlellen en de vrouw heeft vaste oorlellen. Hoe zit het kruisingsschema eruit?
P:

geslachts-
cellen:

F1:
X
<- Teken hier op de toets een kruisingsschema bij!
QQ
qq
q
Q
Qq

Slide 25 - Question de remorquage

Welke kleur hebben alle nakomelingen uit de F1?
Een haan met gevederde poten wordt gekruist met een kip met kale poten. De haan is heterozygoot voor de eigenschap gevederde poten. Hoe groot is de kans dan een kuiken uit deze kruising (F1) gevederde poten heeft?

Welk allel is dominant?
Is de kip homozygoot of heterozygoot?
Teken daarna het kruisingsschema op kladpapier.
Gevederde poten
Kale poten
homozygoot
heterozygoot

Slide 26 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Peter is heterozygoot voor het FH-gen en is ziek. Hana heeft de ziekte niet en is
homozygoot recessief.
Hoe groot is de kans dat een kind van Peter en Hana de ziekte FH krijgt?
Sleep het vinkje naar het juiste antwoord.

Peter is heterozygoot, dus Aa
Hanna is homozygoot recessief, dus aa
Als je dan een kruisingsschema maakt, kan er 50% Aa en 50% aa ontstaan

0%
100%
75%
50%
25%

Slide 27 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief is. 
3.4 Stambomen

Slide 28 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Stambomen

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stap 1
Welk fenotype heeft iedereen?

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stap 2
Hoe is het mogelijk dat het één kind een andere fenotype heeft?
Wat zou dan het genotype van dit kind zijn? 

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stap 3
Schrijf in de stamboom op wat je weet over het genotype

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stap 5
Vul de stamboom zo veel mogelijk aan

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het genotype van de mensen? 
Zie stappenplan volgende dia eerst! 

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stappenplan - achterhalen genotypes bij stambomen 
1. Welke twee varianten zijn er van het fenotype
2. Zoek ouders met hetzelfde fenotype op die een kind hebben met het andere fenotype 
3. Dit kind heeft een homozygoot recessief genotype (aa)
4. Ouders van dat kind zijn dan altijd hetrozygoot (Aa)

en nu terug naar vorige dia ! 

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Welke twee varianten zijn er van het fenotype?
2. Zoek ouders met hetzelfde fenotype op die een kind hebben met het andere fenotype 

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke twee ouders hebben hetzelfde fenotype en hebben een kind met een ander fenotype?
A
ouders: 1 en 2 ,kind: 5
B
ouders: 6 en 7, kind: 9
C
ouders: 9 en 10, kind:16
D
ouders: 11 en 12 kind: 15

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

ouders: 11 en 12 = zelfde fenotype 
kind 15 = ander fenotype dan beide ouders 

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het genotype
van 15?
en dus van ouders 11 en 12?
A
15: aa 11 en 12: Aa xAa
B
15: Aa 11 en 12: AAxaa
C
15: Aa 11 en 12 : aaxaa
D
15: aa 11 en 12: Aaxaa

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Probeer de genotypen van andere personen te achterhalen. 

Neem stamboom over op een kladpapier 

LET OP: 
Je kan niet alle genotypen volledig achterhalen !

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Ik begrijp de begrippen: genotype, fenotype, recessief, dominant, homozygoot en heterozygoot !
2. ik kan een kruisingsschema maken en aflezen hoeveel van een bepaald genotype of fenotype voorkomt.
3. Ik kan het genotype achterhalen bij stambomen

A
1
B
1,2,3
C
1 en 2
D
Ik snap er helemaal niks van! = je krijgt verlengde instructie van docent

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions