bespreken oefenexamen 2024 II havo

bespreken oefenexamen

  • bespreken scenariovragen --> lastige nieuwe vragen in het examen
  • nakijken voor jezelf in stilte; 
  • bespreken in groepjes: welke vragen vonden jullie lastig? Waarom?
  • afsluiter;
  • optioneel: lastige vragen bespreken.
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

bespreken oefenexamen

  • bespreken scenariovragen --> lastige nieuwe vragen in het examen
  • nakijken voor jezelf in stilte; 
  • bespreken in groepjes: welke vragen vonden jullie lastig? Waarom?
  • afsluiter;
  • optioneel: lastige vragen bespreken.

Slide 1 - Diapositive

bespreken enkele open vragen 
De volgende vragen / onderdelen bespreken we klassikaal. Heb je een vraag? Steek dan je hand op! 
-scenario en afbeeldingen (vraag 22 t/m 30)

 

Slide 2 - Diapositive

Scenario: 

Slide 3 - Diapositive

22. Hoe kun je alinea 1 (van tekst 3) in je analyse het best typeren? Als een alinea die
A
een samenvatting geeft van de belangrijkste thema's uit de tekst.
B
een toekomstverwachting bevat die door de tekstinhoud wordt ondersteund.
C
het onderwerp van de tekst introduceert met een prikkelende bewering.
D
het standpunt laat zien dat in de tekst nader wordt onderbouwd.

Slide 4 - Quiz

23. Een teamgenoot wil als argument voor de stelling inbrengen dat de deelauto nu al in populariteit toeneemt.
Noteer drie kanttekeningen uit alinea 4 die aantonen dat dit geen sterk argument is. Nummer je antwoorden en geef antwoord in volledige zinnen.

Slide 5 - Question ouverte

24. Uit tekst 3 kunnen voordelen van de eigen auto worden afgeleid. Je verwacht dat een tegenstander deze voordelen zal inbrengen als argument tegen de stelling.
Noem drie voordelen van de eigen auto. Baseer je antwoord op alinea 5 en 6. Nummer je antwoorden.

Slide 6 - Question ouverte

25. 'Zal een nieuwe generatie de auto van zijn sokkel stoten?' Je verwacht dat het antwoord op deze vraag in het debat als argument genoemd zal worden. Wat is het beste antwoord, gelet op alinea 7 t/m 10?
A
Ja, want de eigen auto wordt door de huidige generatie niet meer gezien als noodzakelijk bezit.
B
JA, want de huidige generatie krijgt te maken met alle nadelen die een eigen auto met zich meebrengt.
C
Nee, want de jongeren van nu zullen weer meer gebruik gaan maken van het openbaar vervoer.
D
Nee, want de kans is groot dat jongeren van nu later in hun leven alsnog een auto kopen.

Slide 7 - Quiz

26. Je wilt voor het debat een goed overzicht hebben van de verschillende gevolgen van de deelauto voor het milieu, de gebruikers en de stad. Beschrijf deze gevolgen. Neem de letters over uit de tabel en zet je antwoord daarachter. Baseer je antwoord op tekst 3. Zorg ervoor dat er correcte Nederlandse zinnen ontstaan. Eén element is al gegeven.

Slide 8 - Question ouverte

27. Bij het debat zullen verschillende typen autobezitters aanwezig zijn. Welke autobezitters zullen waarschijnlijk het meest gevoelig zijn voor argumenten die pleiten voor de deelauto, gelet op alinea 7 /tm 11?
A
Alle autobezitters die minder dan tienduizend kilometer per jaar rijden.
B
Alle autobezitters. ongeacht het aantal kilometers dat zij per jaar rijden.
C
autobezitters in de stad die minder dan tienduizend kilometer per jaar rijden.
D
autobezitters op het platteland die minder dan tienduizend kilometer per jaar rijden.

Slide 9 - Quiz

28. Geef aan welke persoon tot welke groep behoort. Noteer de termen 'optimistisch' en 'pessimistisch' en de letter.

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

29. Citeer de zin uit alinea 7t/m 10 die het best een verklaring geeft voor het verschil tussen deze twee lijnen.

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

30. In alinea 6 van tekst 3 wordt de indruk gewekt dat een deelauto niet geschikt is om het netwerk van vrienden en familie bij elkaar te houden. Beargumenteer waarom deze indruk wel of niet wordt ondersteund door de gegevens uit bron 2.

Slide 14 - Question ouverte

nakijken oefenexamen
-->Maak groepjes van 3
---> je krijgt een antwoordmodel

Slide 15 - Diapositive

Kijk in stilte je eigen werk na.
Klaar? Markeer je taalfouten.
We bespreken deze vragen na 15 minuten
timer
15:00

Slide 16 - Diapositive

Bespreek in tweetallen: welke vragen vonden jullie lastig? Noem er maximaal drie. Geef ook een toelichting.

Slide 17 - Carte mentale

pauze 15 min. 

Slide 18 - Diapositive

bespreken oefenexamen
Opzet: 
  • bespreken enkele open vragen; 20 min. 
  • nakijken voor jezelf in stilte; 20 min. 
  • bespreken in groepjes: welke vragen vonden jullie lastig? 5 min. 
  • pauze; 15 min. 
  • lastige vragen bespreken; 20 min
  • afsluiter. 10 min. 

Slide 19 - Diapositive

lastige vragen: 
hier plakken printscreen 

Slide 20 - Diapositive

Aan welke punten van leesvaardigheid moet jij nog werken voor het CE?

Slide 21 - Question ouverte

Ik vond deze workshop?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage

Wat neem je mee uit deze workshop?

Slide 23 - Carte mentale

Wat zijn jouw sterke kanten bij leesvaardigheid?

Slide 24 - Question ouverte

Lezen Tekst 1: hoe ga jij te werk?

Slide 25 - Question ouverte

Een examentekst lezen
  • Bekijk de tekst en de vragen
    Hoe lang is de tekst? Hoeveel vragen zitten erbij? Zitten er tekstfragmenten bij? 
  • Lees de titel en de bron
  • Lees de tekst aandachtig --> omcirkel signaalwoorden, markeer kernzinnen en zet eventuele functiewoorden naast de tekst etc. 

Slide 26 - Diapositive

Tekst 1: Altijd een oogje in het zeil
De docent leest de tekst hardop voor. Jij maakt ondertussen aantekeningen in de tekst: omcirkel signaalwoorden, markeer kernzinnen en zet functiewoorden naast de alinea's. Kortom: lees, luister en schrijf actief mee! 

Slide 27 - Diapositive

Lever een foto van je tekst in bij de opdracht op Classroom 

Slide 28 - Diapositive

Hoe doet de docent dit?
Bekijk op Classroom (gpo2vum) de tekst van de docent. Vergelijk jouw tekst hiermee. 
Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? 

Slide 29 - Diapositive

Wat heb jij anders gedaan dan de docent? En wat heb je hetzelfde gedaan?

Slide 30 - Question ouverte

Welk element van de tekst van de docent zou jij over willen nemen?

Slide 31 - Question ouverte

Stappenplan bij vragen: 
  1. Lees de vraag goed : ken je alle woorden? Begrijp je wat er van je wordt verwacht? Examenvragen zijn complex, dus neem je tijd om elke vraag goed te lezen. 
  2. Onderstreep/markeer de belangrijkste delen van de vraag: welke onderdelen moeten terugkomen in je antwoord? Kijk ook naar het aantal punten dat je voor deze vraag kunt verdienen. 
  3. Bepaal welke leesstrategie je moet gebruiken voor deze vraag: elke vraag (kopjes, hoofdgedachte, leg uit etc.) heeft zijn eigen strategie. Zet deze goed in. 
  4. Gebruik (een gedeelte van) de vraag in je antwoord als er staat: geef antwoord in een of meer volledige zinnen… Let op! Deze herhaling telt niet mee voor het aantal woorden
  5. Antwoord in hele zinnen en begin met een hoofdletter en eindig met een punt
  6. Controleer of je antwoord daadwerkelijk ingaat op de vraag en of het antwoord echt in de tekst staat of daar zo dicht mogelijk bij blijft: kijk of de onderstreepte delen terugkomen in jouw antwoord en of je antwoord correspondeert met het aantal te behalen punten 
  7. Controleer op spelling, zinsopbouw en formulering
* De dikgedrukte tekst geldt voor elke vraag. De andere tekst geldt alleen voor vragen waarbij je in hele zinnen moet antwoorden 

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

1. noteer de nummers van die drie manieren.

Slide 34 - Question ouverte

2. "Het recht om te verdwalen leerde mij juist om de weg terug te vinden"
Waar leidt 'verdwalen' uiteindelijk toe volgens zowel Gabriels (alinea 7) als de auteur van tekst 1?

Slide 35 - Question ouverte

4. Citeer de woordgroep waarmee zorg ook wordt aangeduid in tekst 1.

Slide 36 - Question ouverte

5. Welk gevolg is dat?

Slide 37 - Question ouverte

9. Geef in eigen woorden weer welke verschillende relativeringen voor dit negatieve effect worden gegeven.

Slide 38 - Question ouverte

10. Welke omschrijving vat het best samen welk antwoord tekst 1 geeft op die vragen?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 39 - Quiz

Waarom zijn de antwoorden A, B, en D fout?

Slide 40 - Question ouverte

Lees voor jezelf tekst 2
Klaar?
Ga verder met de vragen:
12 en 15
timer
20:00

Slide 41 - Diapositive

12. Noteer onder elkaar in welke drie opzichten internationalisering volgens tekst 2 breder is. Gebruik hele zinnen.

Slide 42 - Question ouverte

15. Welke drie van deze voorstellen worden in tekst 2 genoemd?

Slide 43 - Question ouverte

Lees voor jezelf tekst 3
Klaar?
Ga verder met de vragen:
18, 20, 22, 23 en 25
timer
30:00

Slide 44 - Diapositive

18. Noteer de nummers van de twee citaten waaruit door de toon weinig geloof blijkt in de goede bedoelingen van de universitaire bestuurders

Slide 45 - Question ouverte

20. Bij welke alinea begint deel 1?
A
alinea 2
B
alinea 4
C
alinea 3
D
alinea 5

Slide 46 - Quiz

vraag 22: 

Slide 47 - Diapositive

23. Welke drogreden is dat?
A
cirkelredenering
B
onjuist beroep op autoriteit
C
onjuist beroep op een oorzaak-gevolgschema
D
overhaaste generalisatie

Slide 48 - Quiz

waarom is het goede antwoord 'C'?

Slide 49 - Question ouverte

25. Van welk argumentatieschema wordt vooral gebruikgemaakt om deze voorstellen te verdedigen?
A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voorbeelden

Slide 50 - Quiz

samen maken: overkoepelende vragen bij tekst 2 en 3
vraag 29, 30 en 31

werk in drietallen. Maak samen vraag 29, 30 en 31. 
Lever jullie antwoorden in via Classroom. 

Slide 51 - Diapositive

Volgend jaar wordt deze les nog een keer gegeven. Wat moet er anders?

Slide 52 - Carte mentale