Werk en werkloosheid H3

Hoofdstuk 3



Loonvorming
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3



Loonvorming

Slide 1 - Diapositive

Wie heeft er een contact voor zijn baantje getekend?

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel verdien jij ongeveer per uur?
> Bedragen in €
4
5
5,5
6
7
8
9
10
meer dan 10

Slide 3 - Sondage

Slide 4 - Diapositive

Arbeidsovereenkomst
Individuele arbeidsovereenkomst.
Collectieve arbeidsovereenkomst
  • Vakbond en werkgever/werkgeversbond.
  • Bedrijfs-cao of een bedrijfstak-cao

Voorbeelden van een bedrijfstak: horeca, onderwijs, zorg 

Slide 5 - Diapositive

Arbeidsvoorwaarden
PRIMAIRE arbeidsvoorwaarden:
Dit zijn de hoofdzaken die je afspreekt: loon- en werktijden (waaronder ook pensioen en vakantieregeleling).

SECUNDAIRE arbeidsvoorwaarden:
De overige voorwaarden zoals studiemogelijkheden, onkostenvergoeding, verlofregeling, auto van de zaak, etc.

Slide 6 - Diapositive

Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO)
  • Een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers over arbeidsvoorwaarden (loon, vrije dagen, reiskosten).
  • Alle bedrijven die onder een CAO vallen, moeten zich houden aan de regels van de CAO
  • Werkgevers worden vertegenwoordigd door werkgeversorganisaties
  • Werknemers vertegenwoordigd door vakbonden

Slide 7 - Diapositive

Vakbond
= een organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers

Als werknemer kun je lid worden van de vakbond, je betaald dan contributie. Hoe meer mensen lid worden, hoe meer ontvangsten de vakbond heeft en meer stem in onderhandelingen.

Slide 8 - Diapositive

Zou jij lid worden van een vakbond?

Slide 9 - Diapositive

Meeliftersgedrag
Mensen die geen lid zijn profiteren wel van de mensen die wel lid zijn

Dit gedrag, het gratis profiteren van de inspanning van anderen noemen we meeliftersgedrag/free-ridersgedrag

Slide 10 - Diapositive

Meeliftersgedrag
Als iedereen meelift, bestaat er geen vakbond.
Soms wordt het verplicht; collectieve dwang.


Slide 11 - Diapositive

Zelfbinding
Bij zelfbinding maakt een bedrijf van te voren bekend welke keuze ze gaat maken bij het dilemma. In plaats van zelfbinding kunnen bedrijven kiezen voor samenwerken.

Slide 12 - Diapositive

Meeliftersgedrag
collectieve dwang
Meeliftersgedrag
Rationeel gedrag

Slide 13 - Diapositive

Aan de slag!
- Maken 3.1 t/m 3.6
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    -  Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 14 - Diapositive

Hoofdstuk 3



Loonvorming

Slide 15 - Diapositive

Prijscompensatie
Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 6% inflatie, dan ga je er in koopkracht 1% op achteruit.

Vakbonden willen dan 6% prijscompensatie. 

Prijscompensatie is hetzelfde percentage als de inflatie. 

Slide 16 - Diapositive

Prijscompensatie
  • Als er inflatie plaatsvindt moet je inkomen net zoveel stijgen anders kun je minder kopen (→ koopkracht verlies).
  • Inkomensverandering (%) - Inflatie (%) = verandering van koopkracht = reële loonstijging

  • Positief getal = Koopkracht toename (meer dan prijscompensatie)
  • 0 = Koopkracht behouden (precies prijscompensatie)
  • Negatief getal = Koopkracht afname (minder dan prijscompensatie)

Slide 17 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit
Wat een persoon kan produceren in een bepaalde tijd

Formule voor arbeidsproductiviteit


Productie : gewerkte tijd = arbeidsproductiviteit
Productie : aantal werknemers = arbeidsproductiviteit

    

Slide 18 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer in een bepaalde tijd.

Bedrijven willen het liefst een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit.

Waarom is een hogere arbeidsproductiviteit voordelig?

Slide 19 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit
  • arbeidsproductiviteit
    productie per persoon in een bepaalde tijd   (dus hoeveel produceert één werknemer)

  • Arbeidsproductiviteit kun je verhogen door:
    technologische ontwikkeling, zoals automatisering en mechanisering
    betere arbeidsverdeling (wie doet wat, specialisatie)
    scholing
    prestatiebeloning (bonus)

  • arbeidsproductiviteit = totale productie per periode : aantal werkenden

Slide 20 - Diapositive

Indexcijfer loonkosten
Indexcijfer loonkosten = indexcijfer loonkosten per werknemer  x 100%
                                                   Indexcijfer arbeidsproductiviteit 

Stel de loonkosten per werknemer stijgen met 9% en de arbeidsproductiviteit met 5%.
Dan is het indexcijfer van de loonkosten per product -->
109 : 105 x 100 = 103,8 --> loonkosten per product stijgen met 3,8 %

Slide 21 - Diapositive

Prijscompensatie

Slide 22 - Diapositive

Als de loonkosten per product stijgen, wat voor effect heeft dat op de economie?

Slide 23 - Diapositive

Gevolgen van loonstijging

Slide 24 - Diapositive

Loonkosten per product
= loonkosten : aantal geproduceerde goederen

Hogere loonkosten --> hogere loonkosten per product

Hogere arbeidsproductiviteit --> meer geproduceerde goederen, dus lagere loonkosten per product

Slide 25 - Diapositive

Aan de slag!
- Maken 3.7 t/m 3.13
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    -  Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 26 - Diapositive

Hoofdstuk 3



Loonvorming

Slide 27 - Diapositive

Als de loonkosten evenveel stijgen als de arbeidsproductiviteit, gaan de verkoopprijzen dan omhoog?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Human capital
  • De kennis en vaardigheden die werknemers bezitten en waarover bedrijven kunnen beschikken (menselijk kapitaal)
  • Wordt verhoogd door opleiding en cursussen

Slide 29 - Diapositive

Berovingsprobleem
Bedrijven investeren in hun personeel. De werkgever kan zijn investering verliezen als zijn personeel ontslag neemt. 
Door verzonken kosten / specifieke investering ontstaat een berovingsprobleem

Slide 30 - Diapositive

Aan de slag!
- Maken 3.13 t/m 3.16
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    -  Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 31 - Diapositive