Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
2.1 Pinpas of portemonnee?
Slide 1 - Diapositive
In deze les leer je:
Welke twee soorten geld er zijn
Hoe je je nieuwe saldo berekent
Wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil
Hoe je ermee betaalt
Wat de voor- en nadelen zijn van elektronisch betalen
Slide 2 - Diapositive
Giraal geld
Chartaal geld
Munten en bankbiljetten
Geld op je bankrekening
Slide 3 - Question de remorquage
Soorten geld
Het geld in je portemonnee, dus munten en bankbiljetten, is chartaal geld.
Het geld op je bankrekening is giraal geld.
Slide 4 - Diapositive
Saldo
Het bedrag dat op je bankrekening staat, is je saldo.
Met internetbankieren of met een bank-app op je telefoon kun je zien hoeveel saldo je hebt.
Slide 5 - Diapositive
Saldo berekenen
Formule:
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten – uitgaven
Slide 6 - Diapositive
Je hebt € 15 op je bankrekening staan. Op je bankrekening krijg je € 10 zakgeld van je ouders. Je koopt mascara en pint daarvoor € 7,50. Wat wordt je nieuwe saldo?
Slide 7 - Question ouverte
Wat is directe en indirecte ruil?
Slide 8 - Question ouverte
Directe en indirecte ruil
Slide 9 - Diapositive
Elektronisch betalen
Betalen via internet, met je bankpas of met je telefoon, noem je elektronisch betalen.
Voordeel: het is handig.
Nadeel: je hebt vaak niet in de gaten hoeveel geld je nog hebt.