Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 2 Jij en je geld
Waar gaat dit hoofdstuk over?
paragraaf 2.1 - Pinpas of portemonnee?
Slide 1 - Diapositive
Na afloop van deze les kun/weet je:
- In welke twee vormen geld voorkomt
- De verschillen tussen directe en indirecte ruil
- Op welke manieren je met geld kunt betalen.
Slide 2 - Diapositive
Hoe betaal jij het meest?
A
Portemonnee
B
Pinpas
Slide 3 - Quiz
Op wat voor manieren kan je betalen?
Slide 4 - Carte mentale
2 soorten geld:
Chartaal = munten en bankbiljetten. Je kunt het vastpakken.
Giraal = geld dat op je bank/betaalrekening staat. Je kunt het niet vastpakken.
Slide 5 - Diapositive
Giraal
Chartaal
Munten
Bankbiljetten
Saldo op de bankrekening
Betalen met smartphone of smart watch
Credit card
Slide 6 - Question de remorquage
§ 2.1 Pinpas of portemonnee?
Twee soorten geld
In je portemonnee zit contant geld = chartaal geld
Geld op je bankrekening = giraal geld
De hoeveelheid geld die je hebt = Saldo
Slide 7 - Diapositive
§ 2.1 Pinpas of portemonnee?
Betalen via internet, met je bankpas of met je telefoon, noem je elektronisch betalen
Voordeel: het is handig
Nadeel: je hebt vaak niet in de gaten hoeveel geld je nodig hebt
Slide 8 - Diapositive
§ 2.1 Pinpas of portemonnee?
Geld = een ruilmiddel
Als je een goed of dienst ruilt tegen iets ander zonder geld te gebruiken, is dat directe ruil
Als je iets koopt, ruil je iets tegen geld. Dat is indirecte ruil
Slide 9 - Diapositive
§ 2.1 Pinpas of portemonnee?
Het saldo op je bankrekening verandert als je giraal geld ontvangt of uitgeeft.
Je berekent het saldo als volgt:
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven
Slide 10 - Diapositive
Je hebt € 15 op je bankrekening staan. Op je bankrekening krijg je € 10 zakgeld van je ouders. Je koopt een mascara en betaal daar met je pinpas € 7,50 voor. Wat wordt je nieuwe saldo?
Slide 11 - Question ouverte
Sofian rekent bij de kassa af met zijn mobiel. Hier is sprake van...
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 12 - Quiz
Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Girale ruil
D
Chartale ruil
Slide 13 - Quiz
Is dit een voorbeeld van directe of indirecte ruil