overtuigen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Leg je oefenboek en schrift op tafel. 

H. 19 Overtuigen 

Je leert op welke manieren je invloed kunt uitoefenen, wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat.

argumenteren

standpunt

betoog

argumenten

iemand overtuigen met taal

mening/opvatting

alle argumenten bij elkaar. 

ondersteunen je standpunt

Argumenteren: iemand overtuigen met taal

Standpunt: mening/ visie/ opvatting/ stelling/ claim / conclusie.

Argumenten: ondersteunen je standpunt

- omdat, want, aangezien, immers

Argumentatie/ betoog/ redenering: alle argumenten bij elkaar. 

Dat de maximum snelheid op de snelweg is verlaagd is goed. Het is beter voor het milieu.

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument

Snelle e-bikes zijn vaker betrokken bij ongelukken: mij zal je niet op zo'n ding zien.

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument

Drugs moeten helemaal gelegaliseerd worden. Dan daalt de criminaliteit.

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument

Gisteren lukte je het ook al niet, stop er nu maar mee!

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument

Het gaat straks regenen, ik zou maar een paraplu meenemen.

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument

Maak opdracht 6 (blz. 95). Deze opdracht bespreken we in de les. 

Klaar?

Maak opdracht 10 (blz. 95) op je laptop. Lever de opdracht uiterlijk zondag 5 februari in via Teams.