Dag 3

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema: 
Bellen en Mailen

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema: 
Bellen en Mailen

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Diapositive

het huwelijk
  • het trouwen of getrouwd zijn
  •  de keer dat iemand trouwt = de trouwerij
  • meervoud: huwelijken
  • Zin: Bijna iedereen keek op de televisie naar het huwelijk van de prins.
  • Zin: Na een huwelijk van bijna zestig jaar is de man overleden.

Slide 2 - Diapositive

de feestdag
  • een dag waarop je iets viert, vaak ieder jaar opnieuw
  •  een door de overheid of door de kerk erkende dag waarop ieder jaar iets gevierd wordt
  • meervoud: feestdagen
  • Zin: 27 april (Koningsdag) is in Nederland een officiële feestdag.
  • Zin: Mijn verjaardag is een feestdag, dan krijg ik allemaal cadeaus.

Slide 3 - Diapositive

ondertekenen
  • je handtekening zetten onder aan een officieel papier of een brief
  •  hij ondertekende, hij  heeft ondertekend
  • Zin: Ik heb de brief ondertekend, nu kan ik hem terug sturen.
  • Zin: De brief was ondertekend door de voorzitter van de vereniging.

Slide 4 - Diapositive

perfect

  • iets wat helemaal goed is
  • zonder fouten
  • Zin: Je hebt de toets perfect gemaakt, er zaten geen fouten in.
  • Zin: Dat huis ziet er perfect uit, het is helemaal klaar.

Slide 5 - Diapositive

het verlof
  • een periode waarin je niet hoeft te werken
  • de toestemming = de permissie
  • meervoud: verloven
  • Zin: Met Kerstmis hebben we twee weken verlof.
  • Zin: De leerling kreeg verlof om de klas te verlaten.

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent :
perfect?
A
iets is helemaal goed
B
iets is een beetje goed
C
iets is niet goed
D
morgen is het zaterdag

Slide 7 - Quiz

Geef een ander woord voor het woord :
verlof
A
vakantie
B
vrij
C
aanwezig

Slide 8 - Quiz

Wat is een feestdag?
A
een dag wanneer je verdriet hebt
B
een dag die niet leuk is
C
Een dag wanneer je feest viert
D
een dag die heel leuk is

Slide 9 - Quiz

wat heb jij wel eens ondertekend?

Slide 10 - Carte mentale

Zoek een foto van een huwelijk

Slide 11 - Question ouverte

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Diapositive

Mijn verjaardag is een .................. , dan eten we taart.

Slide 13 - Question ouverte

Wij hebben van de docent .................. gekregen, we mogen naar huis.

Slide 14 - Question ouverte

De bruid ziet er ............... uit, ze heeft een hele mooie jurk aan.

Slide 15 - Question ouverte

Heb je het formulier ..................... ?

Slide 16 - Question ouverte

..... .................... van mijn opa en oma duurt al 50 jaar.

Slide 17 - Question ouverte

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: 
het huwelijk, de feestdag, ondertekenen, perfect en het verlof


Slide 18 - Diapositive