2KGT H5 Word order

Word order
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare school

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Word order

Slide 1 - Diapositive

Goals (lesdoelen)
1. Ik ken de woordvolgorde van een gewone Engelse zin.
2. Ik weet wat een bijwoord van frequentie is.
3. Ik weet waar het bijw. van frequentie in de zin staat.

Slide 2 - Diapositive

What do you remember... 

Slide 3 - Diapositive

about the word order of an English sentence?

Slide 4 - Diapositive

wie
wanneer
waar
wat
doet

Slide 5 - Question de remorquage

Word order (woordvolgorde) 
  • wie                                    onderwerp (persoon, dier, ding)
  • doet                                  persoonsvorm (werkwoord)
  • wat                                    lijdend voorwerp
  • waar                                 plaatsbepaling
  • wanneer                         tijdsbepaling

Slide 6 - Diapositive

Welke zin is correct?
A
Peter bought a new phone at the shop yesterday.
B
Peter bought a new phone yesterday at the shop.

Slide 7 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Last week I saw Mary at a party.
B
At a party I saw Mary last week.

Slide 8 - Quiz


A
Jenny works on Saturdays at AH
B
On Saturdays Jenny works at AH

Slide 9 - Quiz

Welke zin is correct?
A
On Saturdays Jenny works at AH.
B
Jenny works at AH on Saturdays.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo

Wat is de woordvolgorde in een Engelse standaardzin?

Slide 12 - Question ouverte

wie - doet - wat - waar - wanneer
Je zag in het filmpje dat de tijdsbepaling ('wanneer') ook vooraan in de zin kan staan.
Ook werd verteld dat het bijwoord van frequentie (=een woord dat aangeeft hoe vaak iets gebeurt) voor het hoofdwerkwoord in de zin staat.
Voorbeeld: Peter always eats a hamburger at lunch time.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

never
hardly ever
rarely
sometimes
often
usually
always
altijd
soms
zelden
nooit
vaak
gewoonlijk

Slide 15 - Question de remorquage

Bijwoorden van frequentie
-Deze bijwoorden geven aan hoe vaak er iets gebeurt.
-Ze zeggen iets over het hoofdwerkwoord in de zin.
-Het bijwoord van frequentie staat voor het hoofdwerkwoord.
-Het bijwoord staat achter het werkwoord wanneer het werkwoord een vorm van 'zijn' is.  
Dus, het staat dan achter am / is / are / was / were 

Slide 16 - Diapositive

They never walk to school.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

I was never late in class.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

We eat never fish at home on Fridays.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quiz

Welke zin is correct?
A
She never eats chocolate.
B
She eats never chocolate.

Slide 20 - Quiz

Jacky and I always leave home on time.
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz

Welke zin is correct?
A
They are rarely late at school.
B
They rarely are late at school.

Slide 22 - Quiz

Welke zin is correct?
A
He always sleeps in class.
B
He sleeps always in class.

Slide 23 - Quiz

Welke zin is correct?
A
I am sometimes late in class.
B
I sometimes am late in class.

Slide 24 - Quiz

I
meat
rarely
eat

Slide 25 - Question de remorquage

sometimes
on Tuesdays
Jessie
at the supermarket
works

Slide 26 - Question de remorquage

are
on Mondays
Merel and Kim
at the fitness club
often

Slide 27 - Question de remorquage

Les doel 1:
-ik ken de woordvolgorde van een gewone Engelse zin.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 28 - Quiz

Les doel 2:
-Ik weet wat een bijwoord van frequentie is.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 29 - Quiz

Les doel 3:
-Ik weet waar het bijw. van frequentie in de zin staat..
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 30 - Quiz