ZOOM T5 Woordvolgorde + T3 Bijwoorden van frequentie

Woordvolgorde + bijwoorden van frequentie
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Woordvolgorde + bijwoorden van frequentie

Slide 1 - Diapositive

Woordvolgorde
Woordvolgorde is de manier waarop een Engelse zin opgebouwd is uit woorden.

Je houdt een bepaalde volgorde aan van verschillende woorden en daar vorm je een correcte Engelse zin mee.

Slide 2 - Diapositive

Voorbeelden
(wanneer?) - wie? - doet? - wat/wie? - waar? - wanneer?

I - am walking - to school - today.
Wie - doet? - wat? - wanneer?

They - are - usually - at the gym - on Mondays.
She - bought - a blue dress.

Slide 3 - Diapositive

Woordsoorten
Elk Engels woord hoort bij een woordsoort.
I - we = persoonlijke voornaamwoord
go = werkwoord
to the zoo = plaatsbepaling
always = bijwoord van frequentie
the = lidwoord

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
Bijwoorden van frequentie geven aan hoe vaak iets gebeurt in een zin. Bijvoorbeeld: always, never, sometimes, usually.

Waar staan bijwoorden van frequentie in de zin? 
1.  Bijwoord van frequentie staat voor het werkwoord.
Bijv. I always eat two apples.
2. Is het werkwoord een vorm van to be? Bijwoord van frequentie erachter!
Bijv. He is always late.
Bijv. We were never late.

Slide 6 - Diapositive

Meer voorbeelden
I always go to the swimming pool on Friday.
They never watch television at home.
He usually drinks a fizzy drink at the weekends.
She is usually here at 9 o'clock.
They are sometimes too happy about English grammar.

Slide 7 - Diapositive

Tijd en plaats in de zin
De tijdsbepaling (wanneer iets gebeurt) mag vooraan of achteraan in de zin.

Je mag de tijd vooraan zetten als dat belangrijke informatie is.
(Yesterday) I saw him yesterday 
(Last Year) She went to a concert of her favorite band last year.

Slide 8 - Diapositive

Tijd en plaats in de zin.
Eerst komt de plaatsbepaling en dan de tijdsbepaling in de zin.
Ezelsbruggetje: patat - toetje.
plaats - tijd.

I saw him at the supermarket last week.
We went to Mexico two years ago.

Slide 9 - Diapositive

Woordvolgorde in vraagzinnen
 De woordvolgorde bij vraagzinnen is : doet -wie -wat -waar - wanneer?
het werkwoord komt vooraan in de zin. Daarna het onderwerp.
De rest van de woordvolgorde blijft hetzelfde.

Voorbeelden:
 She is really smart > Is she really smart?
We went to Mexico two years ago > Did we go to Mexico two years ago?
You see a pretty flower in the park > Do you see a  pretty flower in the park?


Slide 10 - Diapositive

Meer oefenen met word order?
Je vindt op de volgende twee slides online oefeningen om de zinsvolgorde te oefenen.
Good luck!

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

Slide 13 - Lien

Slide 14 - Lien

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 15 - Question ouverte

Wat vind ik nog lastig aan de woordvolgorde?

Slide 16 - Question ouverte