Les 4K, herhaling h1 en h2

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Vragen over Taalverzorging, hoofdstuk 1 en 2?
  • Oefenen met hoofdletters en leestekens 
  • Klaar? 
  • Lees de theorie van Taalverzorging H1 en H2 en stel vragen 

Slide 2 - Diapositive

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:

  • Lesboek 
  • iPad 
  • Schrift
  • Pen

Slide 3 - Diapositive

Welkom bij het vak Nederlands
  • Telefoon in de tas
  • We gaan direct op onze eigen plek zitten
  • Niet naar de wc tijdens de les, alleen bij hoge nood
  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Zitten volgens plattegrond (mits aanwezig) 
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 4 - Diapositive

  • Je leert hoofdletters, leestekens gebruiken 
  • Je leert wat je al weet over Taalverzorging en waar je nog aan moet werken 
Lesdoelen

Slide 5 - Diapositive

Taalverzorging 
Brugklas havo
Toetsweek zomer

Slide 6 - Diapositive

Heb je vragen over 
hoofdstuk 1 en 2 ?

Slide 7 - Diapositive

1 Wanneer gebruik je geen hoofdletters?
A
aan het begin van de zin
B
bij namen
C
bij cijfers en getallen
D
bij aardrijkskundige namen

Slide 8 - Quiz

2 Wanneer gebruik je een dubbele punt en aanhalingstekens in een zin?
A
bij een citaat
B
bij een opsomming
C
als je een woord verkeerd gaat uitspreken
D
bij namen

Slide 9 - Quiz

3 Wanneer gebruik je geen komma?
A
tussen twee persoonsvormen
B
na een aanroep of uitroep
C
tussen de delen van een opsomming
D
aan het eind van een zin

Slide 10 - Quiz

4 Welke zin is fout?
A
Een zin eindigt met een punt.
B
Een vraagzin eindigt met een vraagteken
C
Een citaat eindigt altijd met een dubbele punt.
D
Een zin die met nadruk gezegd wordt, eindig je met een uitroepteken.

Slide 11 - Quiz

5 Wat is er mis met deze zin

A
De zin mist een punt
B
De zin mist een vraagteken
C
De zin mist een hoofdletter
D
De zin mist een uitroepteken

Slide 12 - Quiz

6 Schrijf de zin over. Zet hoofdletters waar dat moet.
op zaterdag gaat het gezin de wit mountainbiken.

Slide 13 - Question ouverte

7 Schrijf de zin over. Zet hoofdletters waar dat moet.
tijdens het shoppen in arnhem is yvonne haar mobiel verloren.

Slide 14 - Question ouverte

8 Schrijf de zin over. Zet hoofdletters waar dat moet.
in de noord-friese meren is in juli een nieuwe vissoort ontdekt.

Slide 15 - Question ouverte

9 Schrijf de zin over. Zet hoofdletters waar dat moet.
op zondag gaat het gezin de bruin tennissen.

Slide 16 - Question ouverte

15 Schrijf de citaat over. Noteer hoofdletters en leestekens waar dat moet.
mijn moeder riep pas op die pan is heet

Slide 17 - Question ouverte

16 Schrijf de citaat over. Noteer hoofdletters en leestekens waar dat moet.
mijn vader zei michiel, het verkeerslicht staat op rood

Slide 18 - Question ouverte

21 In de zin staan verkeerd gespelde woorden. Verbeter alle fouten.
Mijn zusje moet af zwemmen in de herfst vakantie.

Slide 19 - Question ouverte

22 In de zin staan verkeerd gespelde woorden. Verbeter alle fouten.
Deze honden liefhebber fokt alleen maar ras honden.

Slide 20 - Question ouverte

24 Verbind de woorden. Gebruik hoofdletters als dat moet.

midden + beemster

Slide 21 - Question ouverte

25 Verbind de woorden. Gebruik hoofdletters als dat moet.

zuid + holland

Slide 22 - Question ouverte

28 Schrijf de getallen op in letters.

17

Slide 23 - Question ouverte

29 Schrijf de getallen op in letters.

66

Slide 24 - Question ouverte

30 Schrijf de getallen op in letters.

300

Slide 25 - Question ouverte

33 Maak samenstellingen van de volgende woorden:

kat + bak

Slide 26 - Question ouverte

46 Noteer het meervoud van de woorden. Indien nodig, noteer beide vormen

bikini

Slide 27 - Question ouverte

51 Noteer het meervoud van de woorden. Indien nodig, noteer beide vormen

dvd

Slide 28 - Question ouverte

52 Noteer het meervoud van de woorden. Indien nodig, noteer beide vormen

museum

Slide 29 - Question ouverte

56 Noteer het meervoud van de woorden. Indien nodig, noteer beide vormen

café

Slide 30 - Question ouverte

Aan de slag


Leer de theorie van Taalverzorging Hoofdstuk 1 en 2 (zie gekleurde kaders). 
Maak de bijbehorende opdrachten. Klaar? 
Kijk die na op Magister. 
timer
10:00

Slide 31 - Diapositive

Heb je vragen over 
hoofdstuk 1 en 2 ?

Slide 32 - Diapositive

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 33 - Diapositive

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 34 - Diapositive

Huiswerk
H1 - Schrijven op blz 20


Lezen: theorie over een enquete maken
Maken: opdracht 1 en 2 


Slide 35 - Diapositive