Dictee 15/9

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat is de stam van het werkwoord 'verhuizen'?
A
ver
B
verhuis
C
verhuiz
D
verhuize

Slide 4 - Quiz

Wat is de ik-vorm van het werkwoord 'verhuizen'?
A
ver
B
verhuis
C
verhuiz
D
verhuize

Slide 5 - Quiz

Wat is de stam van het werkwoord 'hopen'?
A
hoop
B
hop
C
ho
D
hopen

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Wat komt op de stippen bij '.....teur'?
au of ou?

Slide 8 - Question ouverte

Hoe schrijf je het woord .........?
(de docent zegt het woord hardop)

Slide 9 - Question ouverte

Hoe schrijf je het woord .........?
(de docent zegt het woord hardop)

Slide 10 - Question ouverte

Welke woorden zijn goed geschreven?
A
Eenvaudig - enthousiast - flauw
B
flouw - eenvaudig - enthausiast
C
Eenvoudig - flauw - enthousiast
D
eenvoudig - flouw - enthousiast

Slide 11 - Quiz

Hoe schrijf je het woord .........?
(de docent zegt het woord hardop)

Slide 12 - Question ouverte

Hoe schrijf je het woord .........?
(de docent zegt het woord hardop)

Slide 13 - Question ouverte

Vul in: au of ou
'Zij had haar zak vol met k.....wgom'

Slide 14 - Question ouverte

Vul in: au of ou
'Er zat een vlek in haar m.....w'

Slide 15 - Question ouverte

Welk woord is goed gespeld?
A
Nauwkeurig
B
Nouwkeurig

Slide 16 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
Ouderwets
B
Auderwets

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je het woord .........?
(de docent zegt het woord hardop)

Slide 18 - Question ouverte

Vul in: au of ou
Het vlees is nog r......w.

Slide 19 - Question ouverte

Vul in: au of ou
Ik r.....w, omdat mijn opa is overleden.

Slide 20 - Question ouverte

Welke woorden zijn goed gespeld?
A
toeschouwer, trouma, trauw
B
toeschouwer, trauma, trouw
C
toeschauwer, trouma, trouw
D
toeschauwer, trauma, trauw

Slide 21 - Quiz

Hoe schrijf je het woord .........?
(de docent zegt het woord hardop)

Slide 22 - Question ouverte

Hoe schrijf je het woord .........?
(de docent zegt het woord hardop)

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive

Wat vond je van deze manier van oefenen?
(LessonUp)
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Lever je zin in

Slide 28 - Carte mentale