Quiz 9.1 tot en met 9.3

over 9.1 t/m 9.3
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

over 9.1 t/m 9.3

Slide 1 - Diapositive

Wanneer gebruik je een scheurlijn in een grafiek?
A
Als je de grafiek wilt verscheuren
B
Als je een deel die je niet gebruikt op de verticale als eruit wil knippen
C
altijd bij een dalende lijn

Slide 2 - Quiz

Wat is een richtingscoëfficiënt?
A
een formule
B
een assenstelsel
C
een getal die aangeeft hoeveel de grafiek per stap stijgt of daalt
D
het begingetal

Slide 3 - Quiz

Wat zijn de variabelen in deze formule H = 5 + 3t
A
H en t
B
5 en 3
C
3t
D
H

Slide 4 - Quiz

Formule y = 9000 - 100x
Wat is het begingetal?
A
100
B
-100
C
y
D
9000

Slide 5 - Quiz

Formule y = -6 + 8x
Wat is de richtingscoëfficiënt?
A
6
B
8
C
-6
D
-8

Slide 6 - Quiz

Hoe loopt de grafiek met de formule
H = 2000 - 100t
A
dalend
B
stijgend
C
verticaal
D
horizontaal

Slide 7 - Quiz

Aantal liter = 500 - 50t
t is in minuten
Na hoeveel minuten is er 0 liter over?
A
t = 5
B
t = 0
C
t = 8
D
t = 10

Slide 8 - Quiz

Verdiensten in euro = 5 + 2,50t
t is tijd in uren
Hoeveel heb je verdient na 4 uur werken?
A
30 euro
B
10 euro
C
15 euro
D
17,50 euro

Slide 9 - Quiz

Bekijk het plaatje hiernaast
Als je de grafiek van de mannen en vrouwen bij elkaar optelt, dan krijg je de groene grafiek. Dit heet de somgrafiek.
voorbeeld in 2009 waren er 200 vrouwen en 150 mannen, dus totaal in 2009 350 inwoners

Slide 10 - Diapositive

som- en verschilformule
Bij een somformule tel je 2 formules bij elkaar op. De getallen samen en de letters samen.
Bij een verschilformule haal je de ene formule af van een andere formule. Voorbeeld  H = 5 + 10t                begingetal 5 - 2 = 3
                        H = 2  -  6t              10t - - 6t = 10t + 6t = 16t
                        H = 3 + 16t  
min en min achter elkaar wordt plus en een min voor een getal hoort bij het getal. Dus voor de 6 staat een min, dus de min hoort bij 6. 

Slide 11 - Diapositive

Maak van de 2 formules een somformule.
h = 5 + 6t
h = 3 + 4t
Wat is de somformule
A
h = 5 + 6t
B
h = 8 + 10t
C
h = 2 + 2t
D
h = 8 + 2t

Slide 12 - Quiz

Maak van de 2 formules een somformule.
aantal = 4 - 6t
aantal = 4 + 2t
Wat is de somformule
A
aantal = 4 + 4t
B
aantal = 8 + 8t
C
aantal = 8 + 4t
D
aantal = 8 -4t

Slide 13 - Quiz

Maak van de 2 formules een verschilformule.
y = 10 - 7x
y = 5 + 3x
Wat is de verschilformule
A
y = 15 + 10x
B
y = 5 + 10x
C
y = 5 - 10x
D
y = -5 - 10x

Slide 14 - Quiz

Maak van de 2 formules een verschilformule.
inhoud = 15 + 6p
inhoud = -5 + 4p
Wat is de verschilformule
A
inhoud = 10 + 6p
B
inhoud = 20 + 2p
C
inhoud = 10 + 2p
D
inhoud = 15 + 2p

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Welke formule hoort bij de groene lijn?
A
y = 1,5
B
x = 1,5

Slide 17 - Quiz

Hoe loopt de grafiek y = 5
A
verticaal
B
horizontaal

Slide 18 - Quiz

Wat is de formule van de rode lijn?
A
x = -2
B
x = 2
C
y = 2
D
y= -2

Slide 19 - Quiz

Welke bewering is waar.
I De richtingscoëfficiënt van een dalende lijn is negatief
II de grafiek x = 10 loopt verticaal
A
alleen I
B
I en II
C
alleen II
D
geen van beide

Slide 20 - Quiz

Ik ga je werk bekijken en als je teveel fout hebt dan..........  !!!

Slide 21 - Diapositive