7.9 Som en verschilgrafiek

Welkom
Paragraaf 9.2 Som en verschilgrafiek

Leg bladzijde 159 voor je open!
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Paragraaf 9.2 Som en verschilgrafiek

Leg bladzijde 159 voor je open!

Slide 1 - Diapositive

Wat is het verschil tussen mobiel en GSM?

Slide 2 - Question ouverte

Voorkennis
Wat weet je al?

Slide 3 - Diapositive

sleep de formule naar de lijn die erbij hoort
y=x
y=getal
x=getal
y=-x

Slide 4 - Question de remorquage

Schuif de grafieken naar de juiste plek.
Welke grafieken is een horizontale grafiek
Welke grafieken zijn lineair?
Plaats hier de grafieken die je nergens kunt plaatsen
Welke grafieken zijn vloeiende krommen?

Slide 5 - Question de remorquage

Schuif de grafieken naar de juiste plek. 1 grafiek kan je niet plaatsen!
Welke grafieken stijgt steeds langzamer
Welke grafiek stijgt steeds sneller?
Welke grafiek is periodiek?
Welke grafiek daalt steeds langzamer?
Welke grafiek stijgt steeds met dezelfde snelheid?

Slide 6 - Question de remorquage

Sleep de formule naar de lijn die erbij hoort
y=x
y=getal
x=getal
y=-x

Slide 7 - Question de remorquage

Schuif de formules naar de juiste plek. 
Periodiek verband
Evenredig verband
Omgekeerd evenredig verband
Kwadratisch verband
Horizontale verband
Wortelverband
Lineair verband
Exponentieel verband
Machtsverband
Verticale verband

Slide 8 - Question de remorquage

Schuif de grafieken naar de juiste plek. 
Periodiek verband
Evenredig verband
Omgekeerd evenredig verband
Kwadratisch verband
Horizontale verband
Wortelverband
Lineair verband
Exponentieel verband
Machtsverband
Verticale verband

Slide 9 - Question de remorquage

Lesdoelen
  • Je leert wat een verschil grafiek is. 
  • Je leert wat een som grafiek is. 
  • Je leert van verschillende formules een som formule of een verschil formule te maken. 

Slide 10 - Diapositive

Hoeveel lesdoelen zijn er in deze les?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 11 - Quiz

Uitleg theorie

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Vidéo

Wat heb je geleerd van dit filmpje?

Slide 20 - Question ouverte

Som en verschil formules

Als dezelfde variabelen in twee formules zitten, kan je ze bij elkaar optellen of van elkaar aftrekken.
Deze formules gaan vaak over kosten, oppervlakte, huurprijs of het aantal keren dat iets voorkomt.
letters of woorden

Slide 21 - Diapositive

Som en verschil formules vb
Je huurt twee huisjes op een vakantiepark, maak de somformule en de verschil formule
Som (hoeveel is het samen):

Huurprijs in € = 80+250w
Huurprijs in € = 20+270w
Totaal                 100+520w
Verschil (wat is het verschil):

Huurprijs in € = 80+250w
Huurprijs in € = 20+270w -
Verschil               60-20w

Slide 22 - Diapositive

Somformule en verschilformule
Som betekent optellen
Verschil betekent aftrekken
ppp

Slide 23 - Diapositive

Voorbeeld
Electrische fiets: huurprijs in euro = 25 + 12,50a
Gewone fiets:    huurprijs is euro = 15 + 7,50a
a : aantal dagen
Als Peter beide fietsen huurt moeten we dan de som of het verschil gebruiken?
 

Slide 24 - Diapositive

Somformule
                     Huurpijs in euro = 25 + 12,50 a
                             Huurprijs in euro = 15 + 7,50 a        +
                               _____________________________________
Somformule:   Huurprijs in euro = 40 + 20,00 a      

Slide 25 - Diapositive

Bekijk het plaatje hiernaast
Als je de grafiek van de mannen en vrouwen bij elkaar optelt, dan krijg je de groene grafiek. Dit heet de somgrafiek.
voorbeeld in 2009 waren er 200 vrouwen en 150 mannen, dus totaal in 2009 350 inwoners

Slide 26 - Diapositive

som- en verschilformule
Bij een somformule tel je 2 formules bij elkaar op. De getallen samen en de letters samen.
Bij een verschilformule haal je de ene formule af van een andere formule. Voorbeeld  H = 5 + 10t                begingetal 5 - 2 = 3
                        H = 2  -  6t              10t - - 6t = 10t + 6t = 16t
                        H = 3 + 16t  
min en min achter elkaar wordt plus en een min voor een getal hoort bij het getal. Dus voor de 6 staat een min, dus de min hoort bij 6. 

Slide 27 - Diapositive

Schrift
Neem het voorbeeld over in je schrift.
Het voorbeeld staat bij de volgende dia (deze neem je over).
Nadat je deze overgenomen hebt maak je hiervan een foto en zorg je dat deze hier wordt geüpload. 
(deze dia komt na het voorbeeld).

Slide 28 - Diapositive


Neem het voorbeeld over in je schrift.
Foto hier uploaden.

Slide 29 - Question ouverte

Je kan het!
Enkele oefeningen...

Slide 30 - Diapositive

Maak van de 2 formules een somformule.
h = 5 + 6t
h = 3 + 4t
Wat is de somformule
A
h = 5 + 6t
B
h = 8 + 10t
C
h = 2 + 2t
D
h = 8 + 2t

Slide 31 - Quiz

Maak van de 2 formules een somformule.
aantal = 4 - 6t
aantal = 4 + 2t
Wat is de somformule
A
aantal = 4 + 4t
B
aantal = 8 + 8t
C
aantal = 8 + 4t
D
aantal = 8 -4t

Slide 32 - Quiz

Maak van de 2 formules een verschilformule.
y = 10 - 7x
y = 5 + 3x
Wat is de verschilformule
A
y = 15 + 10x
B
y = 5 + 10x
C
y = 5 - 10x
D
y = -5 - 10x

Slide 33 - Quiz

Maak van de 2 formules een verschilformule.
inhoud = 15 + 6p
inhoud = -5 + 4p
Wat is de verschilformule
A
inhoud = 10 + 6p
B
inhoud = 20 + 2p
C
inhoud = 10 + 2p
D
inhoud = 15 + 2p

Slide 34 - Quiz

𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € = 10 + 5𝑎
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € = 7,50𝑎
Wat is de verschilformule?
A
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € =2,50𝑎+5𝑎
B
10 −2,50𝑎
C
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € =10 −2,50𝑎
D
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € =2,50𝑎+10

Slide 35 - Quiz

Lotte huurt 2 tuinmannen in,
ze berekenen hun prijs met de volgende formules:
tuinman 1: bedrag in € = 50+25u,
tuinman2: bedrag in €= 40+30u u= tijd in uren
maak de som formule

Slide 36 - Question ouverte

Lotte huurt 2 tuinmannen in,
ze berekenen hun prijs met de volgende formules:
tuinman 1: bedrag in € = 50+25u,
tuinman2: bedrag in €= 40+30u u= tijd in uren
maak de verschil formule

Slide 37 - Question ouverte

Meneer de Bruin gaat met zijn familie op vakantie. Daar kunnen ze twee soorten huisjes huren. Bij de huurprijzen horen de volgende formules:
Type A: huurprijs in€= 25 + 30a
Type B: huurprijs in€= 20 + 35a
De familie gaat beide huisjes huren. Welke formule hoort daarbij?

Slide 38 - Question ouverte

Meneer de Bruin gaat met zijn familie op vakantie. Daar kunnen ze twee soorten huisjes huren. Bij de huurprijzen horen de volgende formules:
Type A: huurprijs in€= 25 + 30a
Type B: huurprijs in€= 20 + 35a
Hoeveel zijn ze kwijt als ze de huisjes 7 nachten huren?

Slide 39 - Question ouverte

Familie Braaf gaat op vakantie naar Bali. Daar kunnen ze twee soorten huisjes huren. Bij de huurprijzen horen de volgende formules:
Type A: huurprijs in€= 85 + 40a
Type B: huurprijs in€= 60 + 45a
Geef de verschilfomule A - B

Slide 40 - Question ouverte

𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € = 10 + 5𝑎
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € = 7,50𝑎
Geef de somformule

Slide 41 - Question ouverte

Jo verdient volgens de formule loon = 4 + 2,5 x a
Petra volgens de formule loon = 3,30 x a
(a is het aantal uren)
Vraag 1: geef de verschil formule : loon Petra - loon Jo
vraag 2: Wat betekent het als de uitkomst van de verschilformule 0 is?

Slide 42 - Question ouverte

Huiswerk


Maak in deze les:

Opgave 12 t/m opgave 24

Bladzijde 159.


Ben je klaar?

Ga dan werken aan de digitale leeromgeving van Getal & Ruimte!


Succes!


Slide 43 - Diapositive

Nakijken
Je gaat eerst het huiswerk van de deze (of vorige) les nakijken. 
1. Gebruik hiervoor een andere kleur pen. 
2. Zet een krulletje of vinkje bij de opgave die goed zijn. 
3. Verbeter je antwoorden.

Slide 44 - Diapositive

Maak een foto van je gemaakte sommen

Slide 45 - Question ouverte

Maak een foto van je gemaakte sommen

Slide 46 - Question ouverte

Wat heb je geleerd van deze les?

Slide 47 - Question ouverte

Wat vind je nog moeilijk aan deze les?

Slide 48 - Question ouverte

Lesafsluiting
  • Met de volgende opgave kun je laten zien dat wat je geleerd hebt vandaag ook kunt!

  • Klaar voor de quiz? 

Slide 49 - Diapositive

Tot ziens iedereen

Slide 50 - Diapositive