BS 1 - Je verandert...

1 / 19
suivant
Slide 1: Vidéo
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Thema 4

Slide 2 - Diapositive

Regels voor dit hoofdstuk
  • Respect
  • Openheid
  • Woordkeuze
  • Niet meer vertellen dan je prettig vindt 
  • Ik hoef geen eigen ervaringen te weten, maar als je vragen hebt...

Slide 3 - Diapositive

Voortplanting

Slide 4 - Carte mentale

Leerdoelen BS 1

  • Primaire en secundaire geslachtskenmerken

  • Veranderingen in je puberteit 


Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Een geslachtskenmerk
Hieraan herken je het geslacht.

  • Primaire geslachtskenmerken
  • Secundaire geslachtskenmerken

Slide 7 - Diapositive

Primaire 
geslachtskenmerken

Dit zijn kenmerken die je hebt vanaf de geboorte:
  • Jongens: penis en balzak
  • Meisjes: vagina en schaamlippen

Slide 8 - Diapositive

Puberteit
Tijdens de puberteit zijn er lichamelijk veranderingen
  • groeispeurt,  schaamhaar en meer spieren

Er zijn ook geestelijke en sociale veranderingen
  • je wordt zelfstandig, je wordt verliefd en je ontdekt je eigen stijl


Slide 9 - Diapositive

Hormonen
Zijn stoffen die allerlei processen in je lichaam regelen.

Worden gemaakt in hormoonklieren en worden afgegeven aan het bloed.

Werken alleen in de organen die er gevoelig
voor zijn.




Slide 10 - Diapositive

Secundaire geslachtskenmerken

Dit zijn kenmerken die je in je puberteit krijgt:
  • Jongens: meer spieren, baard in de keel en meer haargroei
  • Meisjes: borsten, bredere heupen en meer haargroei

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Primaire geslachtskenmerken bij jongens zijn:
A
Gespierde lichaamsbouw
B
Balzak en penis
C
Schaamlippen en vagina
D
Haargroei

Slide 13 - Quiz

Is haargroei onder de oksels een primair geslachtskenmerk?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

opdracht 1
Opdracht 1: Het spreekuur
Je krijgt een patiënt tijdens je spreekuur die bepaalde klachten heeft. Na een aantal onderzoeken denk jij te weten waar jouw patiënt last van heef (kijk in de lijst). De patiënt heeft echter een aantal vragen over de aandoening. Als arts moet jij antwoord geven op de vragen van jouw patiënt.
Vragen van de patiënt over de aandoening:
1. Wat is de ziekte?
2. Wat is de oorzaak van de ziekte?
3. Wat zijn de symptomen van de ziekte?
4. Wat is de behandeling van de ziekte?
VWO 5. Wat kun je doen om deze ziekte te voorkomen? (preventie)
VWO 6. Zijn er omstandigheden of factoren waardoor je deze ziekte sneller zou kunnen krijgen? (Pre-dispositie)

Slide 15 - Diapositive

opdracht 2
Opdracht 2: Bloedgroepen
Je krijgt een patiënt op de eerste hulp binnen die meteen geopereerd moet worden. Aangezien de patiënt al veel bloed verloren heeft laat je op het laboratorium controleren welke bloedgroep de patiënt heeft. Je kunt namelijk niet elk soort bloed bij iemand naar binnen brengen. Als de patiënt de verkeerde bloedgroep toegediend krijgt ontstaan er bloedstolsels.
1. Op de eerste hulp nemen ze een buisje bloed af om dat naar het laboratorium te brengen. Leg uit hoe ze de bloedgroep in het laboratorium bepalen.
2. Kijk in de lijst welke bloedgroep jouw patiënt heeft. Geef in een tekening weer hoe de bloedgroepbepaling van jouw patiënt eruitziet.
3. Welke bloedgroepen kan jouw patiënt ontvangen?


Slide 16 - Diapositive

opdracht 3
Medicijnen
Jouw patiënt heeft een ontsteking die veroorzaakt wordt door bacteriën. Om die bacteriën te bestrijden kun je antibiotica slikken. De antibiotica maken de bacteriën onschadelijk, waardoor de patiënt weer opknapt. Ontstekingen kunnen door het hele lichaam voorkomen. Kijk goed in de lijst waar de ontsteking bij jouw patiënt zit.
Als je de patiënt antibiotica laat innemen met behulp van pillen, dan komen deze eerst in het spijsverteringsstelsel terecht. In de dunne darm worden de medicijnen opgenomen in het bloed.

Geef aan in welk bloedvat de medicijnen terecht komen zodra je het medicijn in geslikt hebt. Geef vervolgens aan via welke bloedvaten het medicijn gaat om uiteindelijk bij de ontsteking terecht te komen.

darm->poortader->lever->leverader->onderste holle ader-> rechter boezem etc.



Slide 17 - Diapositive

opdracht 4
De reden dat jij nu ‘arts’ bent, komt door het coronavirus. De hele wereld is in rep en roer, omdat het coronavirus een nieuw virus is. Het is een zoönose. Dit betekent dat het virus van dier op mens overgegaan is. Daarnaast is het coronavirus makkelijk overdraagbaar van mens op mens en is niemand immuun voor het virus, omdat het nieuw is.
Je hebt geleerd dat er vier verschillende manieren van immuniteit zijn. Elke manier verloopt anders en ze bieden niet altijd immuniteit. In de media spreken ze van de ontwikkeling van verschillende medicijnen en immuniteit.
Door het programma Nieuwsuur word jij als arts gevraagd om uit te leggen wat in de media allemaal gezegd wordt over immuniteit. In de lijst staan een aantal titels van bestaande krantenkoppen. Kijk welke krantenkop bij jouw naam staat. Nieuwsuur wil graag meer uitleg over die krantenkop.
Geef in ieder geval antwoord op de volgende vragen:
1. Leg uit wat een incubatietijd is.
2. Van welke manier van immuniteit is hier sprake (natuurlijke actieve immuniteit, natuurlijk passieve immuniteit, kunstmatige actieve immuniteit, kunstmatige passieve immuniteit)?
3. Leg uit hoe deze immuniteit werkt? Gebruik bij je uitleg de volgende woorden: antigenen en antistoffen.
4. Worden de mensen op deze manier ook echt immuun. Leg je antwoord uit.
5. Wat zijn zelftesten voor Corona? Geef twee argumenten voor en twee argumenten tegen het gebruik van zelfttesten. Geef je mening over zelftesten.
6. Geef jouw mening met in ieder geval twee argumenten of dit een goede manier is om het coronavirus te bestrijden.


Slide 18 - Diapositive

Aan de slag!
LEZEN
blz 136 t/m 140
MAKEN
opdrachten BS 1
KLAAR?
Samenvatten of 
test jezelf

Slide 19 - Diapositive