Maak de zin af! Gebruik één van de onderstaande woorden:
*en, ook, verder ... ten slotte, ten eerste ... ten tweede
*maar, hoewel, echter, daarentegen,
aan de ene kant...aan de andere kant
Maak zoveel mogelijk zinnen!
Slide 6 - Diapositive
Leestekst 2
Jong en nu al rijk!
We kijken de opdracht samen na.
Slide 7 - Diapositive
Opdracht 1
1 Noorse miljardair Alexandra Andresen
2 alinea 1
3 Microsoft-oprichter Bill Gates
4 ‘zwemmen in het geld’ (al. 2) en ‘over heel wat financiële middelen’ beschikken (al. 3)
5 ook en maar
6 een opsomming van prijzen die Alexandra op het EK dressuur heeft gewonnen.
7 is niet voldoende
8 veel geld nodig voor paardrijden – geld alleen niet voldoende voor succes hebben
9 een vraag over de prijzen die Alexandra op het EK dressuur heeft gewonnen.
10 A Alinea 3 en 4 vormen een opsomming.
11 Verder, en, ook nog. Ze wijzen op een opsomming
Slide 8 - Diapositive
En nu...
Maak van Lezen hoofdstuk 3: opdracht 2 en 4
Klaar? Kijk de opdrachten 1 t/m 4 van Lezen hoofdstuk 2 na. Je vindt de antwoorden bij bestanden in Teams.
Slide 9 - Diapositive
Hoofdgedachte
Je kunt het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd, samenvatten in één zin. Dit noem je de hoofdgedachte.
Voorbeeld: het onderwerp is 'verjaardagen'. De samenvatting van het onderwerp van de tekst in één zin (de hoofdgedachte dus) is: Wereldwijd bestaan er veel verschillende verjaardagstradities.
Slide 10 - Diapositive
Precies lezen
De hoofdgedachte vind je dus door antwoord te geven op de vraag:
'Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
(soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de tekst en soms moet je zelf een zin formuleren)
Dit antwoord kun je vinden door precies te lezen: je leest de tekst van nauwkeurig van het begin tot het eind.
Slide 11 - Diapositive
Nog even op een rijtje...
Oriënterend lezen: Lees de titel en de inleiding, bekijk de plaatjes en lees de tussenkopjes. Let ook op anders gedrukte woorden. DOEL : vind het onderwerp van de tekst.
Globaal lezen: lees alleen de eerste en laatste zinnen van iedere alinea. DOEL: ontdek welke alinea's over hetzelfde deelonderwerp gaan.
Zoekend lezen: Zoek in tussenkopjes, anders gedrukte woorden en opvallende tekens naar de informatie die je nodig hebt. DOEL: vind snel iets specifieks wat je zoekt.
Precies lezen: lees de tekst nauwkeurig van het begin tot het eind. DOEL: bepaal de hoofdgedachte van de tekst.
Slide 12 - Diapositive
Nakijken
Kijk van Lezen hoofdstuk 1 opdracht 1, 2 en 4 na. Je vindt de antwoorden bij bestanden in Teams.
Slide 13 - Diapositive
Wat weet je al over hoofd- en bijzaken?
Slide 14 - Question ouverte
Hoofdzaken en bijzaken
De belangrijke informatie in een tekst noem je de hoofdzaken. Wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.
Slide 15 - Diapositive
hoofdzaken
De belangrijkste informatie in een tekst noem je de hoofdzaken
Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken.
Waar?
De hoofdzaken van een tekst vind je in de inleiding en/of het slot.
Ook iedere alinea heeft een hoofdzaak. Deze vind je in de eerste of laatste zin.
De lay-out (opmaak) van de tekst helpt je ook om de hoofdzaken te vinden. Let op vetgedrukt, of andere kleuren
Slide 16 - Diapositive
bijzaken
De niet zo belangrijke zaken in een tekst noem je de bijzaken.
Dit zijn bijvoorbeeld:
Voorbeelden en extra uitleg
Maakt de tekst duidelijker, leuker of beter te begrijpen.
Vooral in de alinea's in het middenstuk vind je voorbeelden en extra uitleg
Slide 17 - Diapositive
Wat is de hoofdzaak?
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw De Jong voor haar honderdste verjaardag. Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
___________________
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
Slide 18 - Quiz
Wat is de hoofdzaak? Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen. De leerlingen moesten op de fiets naar het bos. In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
________________
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
Slide 19 - Quiz
Teksten met meer alinea's
- elke alinea heeft een eigen hoofdzaak, want de schrijver wil in elke alinea iets vertellen
- de rest van de zinnen zijn bijzaak
Slide 20 - Diapositive
Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
Slide 21 - Quiz
samenvatten
Als je een tekst moet onthouden, kun je de belangrijkste informatie in een samenvatting zetten.
Een samenvatting maak je door de belangrijkste zinnen van de alinea's onder elkaar te zetten.
Je kunt de samenvatting beginnen of eindigen met de hoofdgedachte van de tekst