1MH - klas 1K - Grammatica hoofdstuk 19

werkwoord, persoonsvorm, onderwerp
Jullie hebben de theorie van hoofdstuk 19 gelezen en gaan opdracht 1 tot en met 10 maken. 
In deze les leg ik jullie nog eens uit wat nu precies een werkwoord is. Ook bespreek ik nog een keer het onderwerp en de persoonsvorm. Jullie hebben ook een werkwijzer van mij gekregen waar alles op staat. Kijk hier ook in.
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

werkwoord, persoonsvorm, onderwerp
Jullie hebben de theorie van hoofdstuk 19 gelezen en gaan opdracht 1 tot en met 10 maken. 
In deze les leg ik jullie nog eens uit wat nu precies een werkwoord is. Ook bespreek ik nog een keer het onderwerp en de persoonsvorm. Jullie hebben ook een werkwijzer van mij gekregen waar alles op staat. Kijk hier ook in.

Slide 1 - Diapositive

Wat is een werkwoord
Een werkwoord is een woord dat een 'werking' aangeeft. Het vertelt wat iemand doet of wat er gebeurt. Het zijn zogenaamde 'doe-woorden'. Je kunt een werkwoord vervoegen, zodat er verschillende vormen ontstaan. Ze geven een persoon aan:
ik roep
jij roept
wij roepen

Slide 2 - Diapositive

Werkwoordsvormen
Naast het voltooid deelwoord is er ook een onvoltooid deelwoord. Dit wordt ook wel tegenwoordig deelwoord genoemd. Dat betekent dat je er nog mee bezig bent, het is nog niet gebeurd. We hebben dus:
                                   roepen          het hele werkwoord of infinitief
                                   geroepen     het voltooid deelwoord
                                   roepend        het onvoltooid deelwoord

Slide 3 - Diapositive

In welke tijd staat een zin
Werkwoorden geven de tijd van een zin aan:  onvoltooid tegenwoordige tijd, voltooid tegenwoordige tijd, onvoltooid verleden tijd, voltooid verleden tijd.
De voltooid tegenwoordige en de voltooid verleden tijd hebben altijd een voltooid deelwoord. Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is er altijd nog een extra werkwoord in de zin. Dit is het hulpwerkwoord. Het helpt het voltooid deelwoord.

Slide 4 - Diapositive

De persoonsvorm - 1
De persoonsvorm is een vorm van het werkwoord die hoort bij de belangrijkste persoon (of het belangrijkste ding) in een zin, namelijk het onderwerp. De persoonvorm (pv) vertelt wat het onderwerp doet. Als de persoon, dus het onderwerp, verandert verandert de persoonsvorm mee. Aan de persoonsvorm zie je in welke tijd de zin staat: ik roep hem
                                               ik riep hem

Slide 5 - Diapositive

De persoonsvorm - 2
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm dat ook zijn: ik  roep mijn broertje           wij roepen ons broertje
Je herkent de persoonsvorm door: 
  • de zin van tijd te veranderen
  • het onderwerp van enkelvoud naar meervoud te zetten of       andersom
  • de zin vragend te maken
         

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Peter heeft huiswerk gemaakt.
A
OVT
B
OTT
C
VTT
D
VVT

Slide 8 - Quiz

Ik schreef een liefdesbrief.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 9 - Quiz

Hij wordt door haar geslagen
A
ovt
B
vtt
C
vvt
D
ott

Slide 10 - Quiz

Sjaan (verhuizen) morgen en Job is gisteren (verhuizen)
A
Sjaan verhuisT en Job is verhuisT
B
Sjaan verhuisD en Job is verhuisD
C
Sjaan verhuisT en Job is verhuisD

Slide 11 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 12 - Quiz

Als je verstandig bent, BRAND je daar je vingers niet aan.
A
persoonsvorm en vtt
B
vd
C
persoonsvorm vvt
D
bn

Slide 13 - Quiz

De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.
A
stofgezogen
B
gestofzuigde
C
stofgezoge
D
stofgezuigde

Slide 14 - Quiz

Hoeveel verschillende werkwoordsvormen heeft deze zin?

Lachend vertelde de docent dat alle leerlingen een voldoende hadden gehaald.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

De persoonsvorm is een werkwoordsvorm
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
Wat
B
Deze
C
Persoonsvorm
D
is

Slide 17 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook

Slide 18 - Quiz

De persoonsvorm heeft drie kenmerken.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
heeft
C
drie
D
kenmerken

Slide 19 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook

Slide 21 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Marianne weet wat de persoonsvorm is.
A
Marianne
B
weet
C
persoonsvorm
D
Is

Slide 22 - Quiz

De kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 23 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Iedereen weet wat de persoonsvorm is.
A
Iedereen
B
Weet
C
Persoonsvorm
D
Is

Slide 24 - Quiz