Leestraining

Leesvaardigheidstraining
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Leesvaardigheidstraining

Slide 1 - Diapositive

Today
  • What does the reading test look like? 
  • How can you prepare yourself for the test? 
  • What does a text consist of? 
  • Further questions that you may have


Slide 2 - Diapositive

What does a text consist of? 
To answer this question, it is equally important to look at the different questions you may get during an exam. 
We see four different types of questions that are very frequently asked. 
1. Introduction of the topic
2. Arguments in favor or against
3. Expert questions
4. Examples

Slide 3 - Diapositive

1. Introduction of the topic
  • In a text, the topic is often introduced in the first paragraph
  •  CITO often asks questions about the topic
  • Look closely at the different questions that they ask, because they can be categorised in three ways

Slide 4 - Diapositive

1. Introduction of the topic
 Vraag: Wat is de kern van alinea 1?
Antwoord: link met titel + plaatje

Wat zegt de titel en het plaatje jou? 

Slide 5 - Diapositive

Het goede antwoord is 'C'
Want er staat 'spare', waarvan je misschien weet of aan hoe je het schrijft af kunt lezen dat het 'spaar' betekent. 'Wily' moet je misschien opzoeken, maar betekent 'sluw'. Dit is geen heel negatieve manier om een dier aan te duiden, dus daar kun je al uit halen dat de schrijver niet heel negatief is over de dieren. 

Slide 6 - Diapositive

Let's do another one of these
timer
3:00
Take a close look at what is actually being said in the text

Slide 7 - Diapositive

What's the correct answer?
A
B
C
D
E

Slide 8 - Sondage

The correct answer is C 
But why?

Slide 9 - Diapositive

1. Introduction of the topic
Okay, now we've looked at the simple question 'wat is de kern van alinea 1'.
That is one of the three possible questions you get in the beginning of a text. 
The other two options are: 
- Wat wordt er gezegd over ....? 
-Open vraag

Slide 10 - Diapositive

Wat wordt er gezegd over ...?
Let op! CITO helpt je hier altijd op weg. De titel is in dit geval waarschijnlijk niet helemaal duidelijk en daarom geven ze je informatie in het gedeelte waarin ze zeggen 'over ...'. 

Slide 11 - Diapositive

Let's look at an example
Cito geeft je de volgende informatie: alinea 1 gaat over vegetarisme en trekt daar een conclusie. 

Slide 12 - Diapositive

Let's look at an example
The correct answer is: C
A: there are no harmful side-effects to vegetarianism. 
B: Not mentioned and not a conclusion.
D: It will not lead to more traffic. That is only mentioned to compare the emission.

Slide 13 - Diapositive

Open vragen
Of course, CITO also has open-ended questions. 
It is very well possible, that the first question of the text is an open-ended question. In that case, CITO will, once more, provide a lot of interesting information. 
Why do they have these open questions: because the title is difficult. 
What do you use to find the answer: the title, picture and the information you get from the question. 

Slide 14 - Diapositive

Example
Je ziet dat de open vraag je best veel informatie geeft. Namelijk, dat de tekst gaat over het krimpen van de aantallen rode eekhoorns. Dat is belangrijke informatie die je zomaar cadeau krijgt. 

Slide 15 - Diapositive

Example
Goede antwoord: een antwoord met de volgende strekking:
een (pokken)virus (dat wordt verspreid door grijze eekhoorns)
of
een besmettelijke ziekte

Slide 16 - Diapositive

Another example

Slide 17 - Diapositive

What information does the question give you? Answer in Dutch or English. whatever you prefer.

Slide 18 - Question ouverte

Another example
What is the correct answer?

Slide 19 - Diapositive

What is the correct answer?
Transparancy
Reform
Recreation
Racism
Something else

Slide 20 - Sondage

Different arguments
Argumentenvragen voor of tegen zijn niet per se een bepaald soort vragen, maar je moet ze in een tekst wel kunnen herkennen. Dat doe je door naar de grote lijn van de tekst te kijken en te kijken wat er daarover wordt gezegd. Is het iets dat de grote lijn ondersteunt, dan is het waarschijnlijk een argument voor. Is het iets dat de grote lijn tegenspreekt, dan is het waarschijnlijk een tegenargument.

Slide 21 - Diapositive

Arguments in favor
When you have to look for arguments that are in favor of the general idea behind a text, it is not that difficult. Identify (or substract this from the first question) what the general idea of the text is. Then, identify what are main arguments for the ideas behind the text. 

Slide 22 - Diapositive

Counterarguments/ arguments against
When you have to look for arguments against the main point of the text, it is important to look at the scheme below. 
grote lijn ------------------------> maar, (tegenargument) ------------------------------> toch ------------------>
Somewhere in this 'scheme',  you will find the answer to the question. It depends on what your text looks like where you will find it. 

Slide 23 - Diapositive

Example-time!
Misschien herinner je je de grote lijn van deze tekst nog van de vorige les: de aantallen rode eekhoorns krimpen. Nu moet je echter op zoek naar de grote lijn van deze alinea.

Slide 24 - Diapositive

Example-time!
grote lijn ------------------------> maar, (tegenargument) ------------------------------> toch ------------------>
Schrijf het schema op. 

Slide 25 - Diapositive

Scheme
grote lijn ------------------------> maar, (tegenargument) ------------------------------> toch ------------------>

eekhoorns worden meer gegeten ------------------------> HOWEVER, eekhoornvlees is erg slank en bevat niet voldoende vet om ervan te kunnen blijven leven. 
Goede antwoord: B
 

Slide 26 - Diapositive

Another example
Eerst doen we vraag 1, om in beeld te krijgen wat de grote lijn van de tekst is. Die is namelijk belangrijk om de tegenargument vraag te maken. 

Slide 27 - Diapositive

CITO geeft je bij vraag 1 geen informatie over de grote lijn

Slide 28 - Diapositive

grote lijn ------------------------> maar, (tegenargument) ------------------------------> toch ------------------>

Slide 29 - Diapositive

grote lijn ------------------------> maar, (tegenargument) ------------------------------> toch ------------------>
er zijn steeds meer vrouwen die in de wetenschap actief zijn  ------------------------> BUT, progress has been slower than in other parts of society (then, a lot of examples follow)

Slide 30 - Diapositive

Signal words 
When you are looking for a contrast, you should always think of the following linking words: but, however, while, nevertheless, whereas. 
Something special about 'while' (terwijl), this can be used as a contrast, but also to indicate that something was going on at the same time as another thing (terwijl). 
Note that CITO uses it primarily as a contrast!

Slide 31 - Diapositive

Let's do one more example
timer
4:00

Slide 32 - Diapositive

On to the next topic

Slide 33 - Diapositive

Expert questions
  • Expert questions: what do they say?
  • In expert questions, it is about some kind of expert that says something about the topic of the text. 
  • An expert can be: a police officer, a mayor, a scientist, a politician, a journalist, etc. 

Slide 34 - Diapositive

Expert questions - tips
1. Look who the expert is (name, profession). The expert's name is often mentioned in the question. 
2. Look for the quotation marks " ". What is between these marks, very often contains the answer. 

Slide 35 - Diapositive

Expert questions
Important!
CITO always has to come up with three or four possible answers. Only one of those answers is the correct one, so they have to make up two or three false answers. 
The false answers often contain things that are said in the text around the quotation marks! 

Slide 36 - Diapositive

Example
Why is this an 'expert' question? How do you see that? 

Slide 37 - Diapositive

Example

Slide 38 - Diapositive

Practise on your own! 
https://www.examenblad.nl/examen/engels-havo-2/2018/havo?topparent=vg41h1h4i9qd
Read the text 'Cinderella is a fairy tale' and do the four corresponding questions. 
Question 15 is an introductory question. 
Question 16 and 18 are expert questions. 
Question 17 is an example-question, which we will discuss later.
timer
10:00

Slide 39 - Diapositive

Question 15
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 40 - Quiz

Question 16
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 41 - Quiz

Wie wordt door Viv Regan als voorbeeld genoemd van “the ugly
stepsisters of the commentariat” (alinea 2)?
Schrijf de naam van deze persoon op.

Slide 42 - Question ouverte

Question 18

Slide 43 - Carte mentale

What did you learn this lesson?

Slide 44 - Carte mentale

Are there things that are still unclear?

Slide 45 - Carte mentale