1TH Woordsoorten: bn

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

WELKOM!




De gele stift ligt op een houten tafel.

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
- Ik kan een lidwoord (lw) in een zin benoemen.
- Ik kan een zelfstandig naamwoord (zn) in een zin benoemen.
- Ik kan een werkwoord (ww) in een zin benoemen.

- Ik kan een bijvoeglijk naamwoord (bn) in een zin benoemen.

Slide 4 - Diapositive

Even kijken...
Wat heb je onthouden van de vorige les?

Slide 5 - Diapositive

Bij welke woordgroep horen
'de', 'het' en 'een'?
A
lidwoord (lw)
B
bijvoeglijk naamwoord (bn)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
werkwoord (ww)

Slide 6 - Quiz

Hoe benoem je woorden als 'rennen', 'ruilen', 'rinkelen' en 'roven'?
A
lidwoord (lw)
B
bijvoeglijk naamwoord (bn)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
werkwoord (ww)

Slide 7 - Quiz

In welk rijtje staan alléén zelfstandig naamwoorden (zn)?
A
sleutel, grote, Amsterdam
B
Robert, laptop, koffiekop
C
IJssel, blauwe, kindje
D
lijmpot, verliefd, Zwolle

Slide 8 - Quiz

De gele stift ligt 
op een houten tafel.


Lidwoorden in deze zin
zijn dus... (vul in op de volgende pagina)

Slide 9 - Diapositive

Wat zijn de lidwoorden in de zin
'De gele stift ligt op een houten tafel'?

Slide 10 - Question ouverte

Zelfstandig naamwoord (zn)
- Het zn is op heel veel manieren te herkennen:
       > Er kan een lidwoord of bijvoeglijk naamwoord staan.
       > Het zijn vaak medipladi: mensen, dieren, planten, dingen.
       > Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
       > Je kunt er vaak een meervoudsvorm van maken.
- Ook (aardrijkskundige) namen zijn zn!

Slide 11 - Diapositive

De gele stift ligt op een houten tafel.
'stift' is een zn, want...
- het is een medipladi (ding)
- er staat een lidwoord voor (de)
- er staat een bijvoeglijk naamwoord voor (gele)
- je kunt er een verkleinwoord van maken (stiftje)
- je kunt er een meervoudsvorm van maken (stiften)
        

Slide 12 - Diapositive

Leg op zo veel mogelijk manieren uit dat 'tafel' ook een zn is.

Slide 13 - Question ouverte

De gele stift ligt op een houten tafel.
Het bn kan zowel vóór als achter het zn staan!

De gele stift <-> de stift is geel.
Een houten tafel <-> een tafel van hout.

Slide 14 - Diapositive

Werkwoord (ww)
- Een werkwoord geeft aan wat iets/iemand doet of overkomt.
- Een werkwoord kan voorkomen als
     > persoonsvorm (pv)
     > voltooid deelwoord (vd)
     > infinitief (inf) / hele werkwoordsvorm
- Iedere zin bevat ten minste één werkwoord (de pv)


Slide 15 - Diapositive

De gele stift ligt op een houten tafel.
- Wat doet de stift?
- Liggen. 
- Ligt is dus een werkwoord (ww).


Slide 16 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig   
   naamwoord (zn); het geeft een eigenschap aan.
- Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig  
   naamwoord, maar het kan er ook achter staan.
- Een bijvoeglijk naamwoord dat aangeeft van welke stof of welk 
   materiaal iets gemaakt is, noem je stoffelijk bijvoeglijk 
   naamwoord.

Slide 17 - Diapositive

In welk rijtje staan stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden (bn)?
A
lieve, aardige, leuke
B
saaie, langdradige, vervelende
C
gouden, houten, ijzeren
D
roze, paarse, groene

Slide 18 - Quiz

De gele stift ligt op een houten tafel.
De             = blw
gele          = bn
stift           = zn
ligt             = ww
op              = x (vz)
een            = olw
houten     = stoffelijk bn
tafel          = zn

Slide 19 - Diapositive

Nu maken
Wil je eerst het zn herhalen? Maak dan deze twee opdrachten.


Geen herhaling nodig? Ga dan verder met bn. Maak deze opdrachten.  

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien

Slide 22 - Lien

Kun je lw, bn, zn en ww in een zin benoemen?
A
Ja, zeker
B
Ja, meestal wel
C
Nog niet, ik vind het best lastig
D
Nee, ik heb hulp nodig

Slide 23 - Quiz

Huiswerk voor de woendag
Leer theorie blz. 16. Maak opdracht 1, 2, 3 en 5.


Slide 24 - Diapositive