Herhaling 6.1 en 6.2

Herhaling 6.1 en 6.2
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling 6.1 en 6.2

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 6.1
  • Ik kan uitleggen uit welke bestandsdelen bloed bestaat. 
  • Ik kan de functies van de bestandsdelen van bloed uiteggen
  • Ik kan verschillende ziektebeelden koppelen aan de verschillende bloeddeeltjes en andersom


  • Bloedplasma - rode bloedcellen - witte bloedcellen - bloedplaatjes - hemoglobine - witte bloedcellen - leukemie - fibrinogeen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Witte bloedcellen
Leukemie 
Kanker in beenmerg

Onrijpe witte bloedcellen

weinig rode bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen 6.2
  • Ik kan uitleggen wat een dubbele bloedsomloop is
  • Ik kan de functies en verschillen uitleggen tussen de grote en de kleine bloedsomloop
  • Ik kan de onderdelen van het hart met de aansluitende bloedvaten benoemen in een afbeelding of model
  • Ik kan functies en kenmerken uitleggen van de onderdelen van het hart
  • Ik kan uitleggen hoe een hartslag verloopt


Slide 5 - Diapositive

Bloedsomloop
Kleine bloedsomloop
Hart - longen - hart

Grote bloedsomloop
Hart - rest van het lichaam - hart

Dubbele bloedsomloop, want hij loopt twee keer door het hart

Slide 6 - Diapositive

Buitenkant HART
Kransslagader
Holle ader
Aorta

Slide 7 - Diapositive

Binnenkant HART
Kleppen
Boezems
Kamers

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Welke hartkamer heeft de meest gespierde wand?
A
Linkerkamer
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Rechterboezem

Slide 10 - Quiz

Waarom?

Slide 11 - Question ouverte

Wat zorgt ervoor dat alle cellen in het lichaam zuurstof en voedingsstoffen krijgen: de grote bloedsomloop of de kleine bloedsomloop?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop

Slide 12 - Quiz

Waar is het glucosegehalte groter, in de kransslagader of de kransader?
A
Kransslagader
B
Kransader
C
Er zit geen glucose in je bloed
D
Waar heb je het over?

Slide 13 - Quiz

Wat is de functie van de hartkleppen?
A
Ze verhinder dat het bloed uit de boezems in de aders stroomt
B
Ze verhinderen dat het bloed uit de boezems naar de kamers stroomt
C
Ze verhinderen dat het bloed uit de kamers naar de boezems stroomt
D
Ze verhinderen dat het bloed uit de kamers naar de slagaders stroomt

Slide 14 - Quiz

Waarheen stroomt het bloed als de linkerboezem samentrekt?
A
Rechterboezem
B
Rechterkamer
C
Linkerkamer
D
Aorta

Slide 15 - Quiz

Hemoglobine
Afweersysteem
Leukemie
Bloedstolling
Zuurstof vervoer
IJzer
Bloedarmoede
Geen celkern
Celkern

Slide 16 - Question de remorquage

uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 17 - Quiz

Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten

Slide 18 - Quiz

Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 19 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 20 - Quiz

Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 21 - Quiz

In de rode cirkel zie je:
A
Een rode bloedcel
B
Bloedplaatje
C
Een witte bloedcel
D
Een blauwe bloedcel

Slide 22 - Quiz

Wat wordt er aangegeven met het zwarte vlekje in de witte cel?
A
kern van een rode bloedcel
B
opgeslokte bacterien
C
kern van een witte bloedcel

Slide 23 - Quiz

Wat gebeurd er als een witte bloedcel een ziekteverwekker heeft 'opgegeten'?
A
De ziekteverwekker gaat dood
B
De witte bloedcel gaat dood
C
Beiden gaan dood. Er ontstaat pus.
D
Allemaal

Slide 24 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 25 - Quiz

Hebben bloedplaatjes een celkern?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 27 - Quiz

Welke stof helpt bij het vervoeren van zuurstof?
A
Hemoglobine
B
Pus
C
Trombose
D
Fibrinogeen

Slide 28 - Quiz

Bij het stollen van bloed verandert...
A
hemoglobine in hemoglobineen
B
fibrine in fibrinogeen
C
fibrinogeen in fibrine
D
hemoglobine in hemoglobine

Slide 29 - Quiz