RT les 6 spelling algemeen

Remedial teaching
Les 6
Algemene spelling
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
RTMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Remedial teaching
Les 6
Algemene spelling

Slide 1 - Diapositive

Kwartier lezen 
timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Oefening 25 lesbrief 5

1. Sinds vorige maand volg ik een cursus _ngels voor gevordenen. 
2. De meeste -ranse steden heb ik weleens bezocht. 
3. Deze zomer gaan we fietsen op de _uid-_ollandse eilanden. 
4. De heer _an der Steen neemt deze maand afscheid. 
5. Heb jij nog iets gehoord van de sollicitant met de naam K. –an der 
Sluis 
6. Ik heb nog nooit de -weede –amer bezocht. 
7. Weet jij of die econoom woensdag 5 _ktober komt? 
8. De –lfstedentocht gaat meestal niet door. 
9. In dat _hinese restaurant kun je heerlijk eten 
10. Dat verhaal speelt zich af in de _iddeleeuwen

Slide 3 - Diapositive

Wat gaan we deze les leren?
  • Herkennen en toepassen spelling persoonsvorm in de zin
  • Herkennen en toepassen spelling infinitief en voltooid deelwoord
  • Regels werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Wat heb je deze les nodig?
LessonUp, jufmelis.nl en de lesbrief uit SOM

Slide 4 - Diapositive

De persoonsvorm
De persoonsvorm herken je doordat deze in de zin van tijd kan veranderen.

1a. Ik eet een broodje kaas. (tegenwoordige tijd)
1b. Ik at een broodje kaas. (verleden tijd)
Als er in een korte zin meer werkwoorden staan, dan kan alleen de persoonsvorm van tijd veranderen.
2a. Ik heb een broodje kaas gegeten. (tegenwoordige tijd)
2b. Ik had een broodje kaas gegeten. (verleden tijd)

Slide 5 - Diapositive

Vormen van het werkwoord
  • Persoonsvorm (pv)
VB.: Mira sport vaak.
  • Voltooid deelwoord (vdw)
VB.: Mira heeft vaak gesport.
  • Infinitief (hele werkwoord)
VB.: Mira gaat vaak sporten.
* tegenwoordig deelwoord ( al sportend luistert ze naar muziek)

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Welke werkwoordsvorm is dit?
Vera fietst elke dag naar school.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 9 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is dit?
Ik ga dit weekend feesten.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 10 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is dit?
Ik heb net een bloem geplukt.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 11 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is dit?
Wij hebben straks een toets.
Tekst
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 12 - Quiz

Tegenwoordige tijd
Voorbeeld:
ik - loop (ik-vorm)
jij - loopt (ik-vorm + t)
hij - loopt (ik-vorm + t)
wij - lopen (hele werkwoord)
jullie - lopen (hele werkwoord)
zij - lopen (hele werkwoord)

Lopen kan je ook vervangen met het werkwoord in de zin om erachter te komen hoe je het schrijft.

Slide 13 - Diapositive

Aan het werk
  1. Maak oefening 1 uit de lesbrief.
SOM --> vakken --> studieles --> RT les 6 en 7
2. Maken op jufmelis.nl: naar werkwoordspelling
persoonsvorm TT ik
oefening 1 en 2
persoonsvorm TT jij
oefening 1 en 2
persoonsvorm TT hij zij het
oefening 1 en 2
pv tegenwoordige tijd enkelvoud
oefening 1 en 2

Slide 14 - Diapositive